Anna Bijns wordt geboren in Antwerpen, de stad waar zij ook sterft en is begraven. Ze is de dochter van een kleermaker die actief is in een Antwerpse rederijkerskamer. Ze is lange tijd verbonden aan de school van haar broer. Als hij trouwt, wordt ze gedwongen zelf een schooltje op te richten. Ze blijft tot op hoge leeftijd onderwijzen. Anna Bijns is een van de meest vooraanstaande dichters uit de overgangsperiode tussen middeleeuwen en renaissance. Haar gebundelde en in handschrift overgeleverde refreinen getuigen van een groot meesterschap. Voor Bijns is het als vrouw onmogelijk om lid te zijn van een rederijkerskamer, hoewel juist zij een rederijker bij uitstek is.
Jeugd
Anna is de oudste in een gezin met drie kinderen. Na de dood van haar vader in 1517, eist haar zus haar erfdeel op. De kleermakerswinkel wordt verkocht en de overige gezinsleden gaan kleiner wonen. Broer Maarten begint een school, waaraan ook Anna verbonden is. Na zijn huwelijk sticht Anna in haar huis Het Roosterken een eigen schooltje, waar ze tot in lengte van dagen kinderen blijft onderwijzen in catechese, schrijven, lezen en rekenen. Zij blijft haar hele leven lang ongehuwd.
Refreinen
Mogelijk heeft Anna Bijns al in 1512 een dichtwedstrijd gewonnen in Brussel met een lofrefrein op Maria, maar helemaal zeker is dit niet. Wel verschijnt in 1528 haar eerste bundel refreinen, die een jaar later in het Latijn wordt vertaald. In 1548 en 1567 volgen nieuwe bundels die net als haar debuut vele malen worden herdrukt. In Dit is een schoon ende suverlcik boecxken inhoudende veel scoone constige refereinen van de eersame ende ingeniose maecht Anna Bijns toont de dichteres hoe vormvast zij kan dichten en hoe virtuooos haar taalgebruik is. Zij is overtuigd katholiek en keert zich in veel van haar verzen fel tegen de nieuwlichters, de Lutheranen. Bijns heeft ook een groot aantal gedichten geschreven over de wereldse liefde, het huwelijk en het gezin. Zij is ronduit sarcastisch als het om deze onderwerpen gaat. Het huwelijk ziet ze als een vorm van slavernij, als een strijd tussen manwijven en pantoffelhelden. ‘Gelukkig is de vrouw zonder man!’ Die opvatting komt vaker voor, maar is bij Bijns ook persoonlijk gekleurd. Door de huwelijken van haar zus en broer wordt ze ook in haar eigen mogelijkheden beperkt.
Minderbroeders
Een aantal Antwerpse minderbroeders (behorend tot de Fransiscaner orde) is met Anna Bijns bevriend. Zij willen de Reformatie op alle mogelijke manieren bestrijden en vinden in de dichteres een toegewijd persoon die hun denkbeelden met veel verve kan verwoorden. Het is vooral broeder Matthias Weijnssen die haar niet alleen heeft gestimuleerd bij het dichten, maar er ook voor zorgt dat haar werk gedrukt en herdrukt wordt. Als veel mensen in de volkstaal kennis kunnen nemen van de verderfelijke praktijken van de Lutheranen, is dat alleen maar gunstig voor de ondersteuning van het katholieke geloof. Behalve in haar eigen bundels verschijnt werk van Anna Bijns in omvangrijke overgeleverde handschriften met werk van talrijke rederijkers.