Arthur van Schendel

Arthur van Schendel is een Nederlandse romanschrijver, die een groot deel van zijn leven in het buitenland doorbrengt (Engeland, Italië, Frankrijk). Voor generaties middelbare scholieren is hij de auteur van de roman Het fregatschip Johanna Maria, die vaak op boekenlijsten voorkomt. De waardering voor het werk van de in Indië geboren Van Schendel is tijdens zijn leven groot, maar neemt daarna aanzienlijk af. De laatste jaren worden de meest klassieke romans weer herdrukt.

 

Leven

Arthur Francois Emile van Schendel wordt in Batavia, Nederlands-Indië geboren, zijn vader gaat in 1879 met pensioen, het gezin vestigt zich in Nederland in Haarlem, waar korte tijd daarna de vader overlijdt. Van Schendels moeder en de vijf kinderen verhuizen voortdurend. Vanaf 1891 volgt hij in Amsterdam de Toneelschool, die opleiding maakt hij niet af. In 1896 begint hij aan een MO cursus Engels, die hij vier jaar later met een akte afrondt. Zijn debuut Drogon (1896) is dan al verschenen. In 1902 trouwt hij met Bertha Zimmerman, die drie jaar later overlijdt. In 1908 hertrouwt hij, met zijn tweede vrouw woont hij voornamelijk vanwege haar gezondheid lange tijd in Italië (Florence en Sestri Levante) en Frankrijk. Daarvoor woont hij als leraar Engels korte tijd in Stratford. Ondanks zijn langdurige verblijf in het buitenland onderhoudt Van Schendel talrijke contacten met vaderlandse literatoren. Een aantal bezoekt het echtpaar Van Schendel met grote regelmaat in Italië. Uitgebreide correspondenties getuigen ook van deze literaire vriendschappen. Een criticus als Menno ter Braak volgt met zijn besprekingen alle in Van Schendel ‘Hollandse’ periode geschreven romans.

 

Oudste werk

Drogon is een Middeleeuws ridderverhaal, dat verschijnt met illustraties van Marius Bauer. Het wordt gekenmerkt door een sfeer van noodlot, voorgevoel, mysterieuze mogelijkheden. De boeken die in het eerste decennium van de twintigste eeuw verschijnen worden wel gerekend tot zijn romantisch-kosmopolitische periode. In Een zwerver verliefd (1904) en Een zwerver verdwaald (1907) gaat het vaak om eenlingen met een volstrekt vrij bestaan, vervuld van melancholie of het verlangen naar geluk. Ze lijken aan elke plaats en tijd ontstegen. In de periode daarna publiceert Van Schendel levensbeschrijvingen over Shakespeare en Verlaine en talrijke verhalen en vertellingen die zich in Zuidelijke steden afspelen, zoals verzameld in Oude Italiaansche steden (1924) en Florentijnsche verhalen (1929). Hij toont zich een verfijnd waarnemer. Ook in die verhalen gaat het vaak om het verlangen, maar dat is niet alleen een zucht naar geluk, of het verhevene, het verlangen gaat bij Van Schendel vaak gepaard met een houding van verzet, van omverwerpen van de gevestigde orde.

 

Hollands(ch)e romans

Met Het fregatschip Johanna Maria (1930), door Van Schendel geschreven tijdens een oponthoud in Groningen, begint een nieuwe periode in het oeuvre van de man die zijn vizier daarvoor altijd buiten het vaderland heeft gericht. Met de novelle Het fregatschip vormen DeWaterman (1933), Een Hollandsch drama (1935), De rijke man (1936) en De grauwe vogels (1936) de Hollands(ch)e romans van Van Schendel, kroniekachtige boeken, waarin het lot van typisch Hollandse burgers zoals schippers, handelaars en tuinders wordt beschreven. Hun bestaan draait veelal om de grote vragen van het leven: is de mens vrij, of gepredestineerd? Wat is de rol van God en hoe ver reikt zijn ingrijpen? De romans zijn rijk aan herkenbare details en spreken een groot publiek aan. Op een weinig nadrukkelijke manier laat Van Schendel zien dat de menselijke natuur in wezen onkenbaar is en dat het noodlot en het toeval altijd kunnen toeslaan. In de jaren waarin hij deze belangrijke en voor hem ook gezichtsbepalende romans publiceert, schrijft Van Schendel met grote regelmaat kritieken en recensies voor het Haagse dagblad Het Vaderland. Die stukken zijn later gebundeld. Aan het eind van Van Schendels leven verschijnen nog de romans De wereld van een dansfeest (1938) en Het oude huis (1946), boeken die een synthese lijken van zijn schrijverschap en gekenmerkt worden door een grote levenswijsheid.

Reputatie

Van Schendels epische romans doen het tijdens zijn leven uitstekend, ze worden veel gelezen en verkocht, hij is bij een groot publiek een gezien auteur en wordt zelfs voorgedragen voor de Nobelprijs voor literatuur. In 1933 krijgt hij de Tollens-prijs voor zijn hele oeuvre, twee jaar daarvoor was zijn roman Het fregatschip bekroond met de Van der Hoogtprijs van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde. Het is deze roman die jarenlang het beeld van Van Schendel als oer-Hollandse auteur zal bepalen. Generaties middelbare scholieren zetten dit meeslepende verhaal op hun boekenlijst. De aandacht voor ander werk van Van Schendel verflauwt. Pas de laatste jaren groeit, mede door enthousiaste essays van onder anderen Maarten ’t Hart en Kees Verheul de aandacht voor het hele oeuvre. Zijn belangrijkste romans, waaronder de Hollandse, worden opnieuw uitgebracht.

 

Het omvangrijke nagelaten archief van Arthur van Schendel is bij het Literatuurmuseum ondergebracht. Hierin bevinden zich onder andere originele drukproeven van Van Schendels bekendste roman Het fregatschip Johanna Maria, handschriften van Florentijnsche verhalen, Het oude huis en Een zwerver verdwaald, en briefwisselingen die de auteur voerde met A.A.M. Stols, G.H. ’s-Gravesande Pannekoek, Adriaan Roland Holst, Aart van der Leeuw en vele anderen. De collectie bevat tevens vele foto’s, een olieverfportret door J.C. Poortenaar (1955) en portrettekeningen door Christiaan de Moor (1938) en Eppo Doeve (1939).

Zie voor een overzicht van alle documenten van Arthur van Schendel in het Literatuurmuseum de catalogus. 

 

Links

www.dbnl.org