Carry van Bruggen

Carry van Bruggen groeit op in een groot joods gezin. Ze publiceert naast journalistiek werk een groot aantal romans, die tijdens de tweede feministische golf in de jaren zeventig herontdekt worden. Het meest bekend is Carry van Bruggen vooral geworden door haar meer filosofische werk: Prometheus en Hedendaags fetischisme over het verschil tussen individueel en collectief gedrag en de positie van minderheidsgroepen.

 

Indië

Carry van Bruggen is de dochter van godsdienstleraar en voorzanger (rebbe) Izak de Haan en Betje Rubens. Ze wordt geboren in een zeer kinderrijk (17) gezin in Smilde, maar verhuist al snel naar Zaandam. Daar volgt ze een opleiding tot onderwijzeres. Vanaf 1900 geeft ze les in Amsterdam. In de hoofdstad krijgt ze door toedoen van haar broer Jacob Israël contact met de culturele wereld. In 1904 trouwt ze met de journalist Kees van Bruggen. Het echtpaar krijgt twee kinderen en brengt enkele jaren in Nederlands-Indië door waar Van Bruggen hoofdredacteur wordt van de Deli-Courant. Carry vertaalt, schrijft recensies, verhalen en romans. Ze debuteert met de bundel In de schaduw (1907) over haar joodse jeugd en haar weinig positieve herinneringen aan Indië. Haar eerste romans zijn sterk door het naturalisme bepaald, in later werk gaat het haar meer om ‘subjectieve zelfverdieping’. Het door Frans Coenen zeer bewonderde Heleen (1913) is daar een goed voorbeeld van. De rol en de positie van de vrouw komt in die roman, ‘waarom alles is zoals het is’, voor het eerst duidelijk naar voren.

 

Prometheus

In 1914 gaan Carry van Bruggen en haar man uit elkaar, het huwelijk wordt in 1918 officieel ontbonden. Zij gaat in Laren wonen en voorziet door lesgeven en het houden van lezingen (soms honderd per jaar!) in haar onderhoud en dat van haar kinderen. De huwelijksperikelen verwoordt ze in Een coquette vrouw (1915). Ze pleit voor een dienstbare liefde die niet vernederend is. Tijdens de oorlogsjaren werkt ze al aan Prometheus (1919), één van haar belangrijkste geschriften. Van Bruggen constateert een scherpe tegenstelling tussen het collectief en het individu. Het collectief streeft naar absoluut geldende regels, het individu relativeert zekerheden en twijfelt aan het algemeen geaccepteerde. Van Bruggen is zich van die positie, als Jodin en als vrouw, sterk bewust. Over dat ‘anders – zijn’ schrijft ze het meest expliciet in de roman Eva (1927), waarin ook seksualiteit als synthese uit liefde en erotiek, een belangrijke rol speelt. Zijn lange tijd de roman De verlatene (1910) en de verhalenbundel Het huisje aan de sloot (1921) Van Bruggens populairste boeken, tijdens de tweede feministische golf komt vooral Eva in de belangstelling te staan. In Hedendaags fetischisme (1925) ontmaskert Van Bruggen de taal van een bepaalde sociale categorie als een onoirbare manier om jezelf te onderscheiden.

 

Depressie

In 1920 hertrouwt Carry van Bruggen met de 21 jaar oudere kunsthistoricus Adriaan Pit. Tijdens de gelukkige eerste huwelijksjaren publiceert zij voornamelijk verhalen met melancholieke herinneringen aan het verleden. Al tijdens het schrijven van Eva heeft Van Bruggen last van buien van neerslachtigheid. Het jarenlange onvermoeibare harde werken eist zijn tol. Tijdens een lezing in 1928 wordt zij onwel. Ze komt in een diepe depressie terecht, waar zij, ondanks een intensieve verpleging niet meer uitgeraakt. Ze overlijdt aan een overdosis slaapmiddelen, die zij vermoedelijk bewust heeft ingenomen. Ze ligt begraven op het protestantse kerkhof in Laren. Behalve onder haar eigen naam heeft Carry van Bruggen in het begin van de twintiger jaren enkele weinig gewaardeerde boeken gepubliceerd onder het pseudoniem Justine Abbing.

Reputatie

De reacties op het werk van Carry van Bruggen lopen ook tijdens haar leven sterk uiteen. Sommige critici typeren haar werk als ‘gewauwel’, Ter Braak echter is enorm onder de indruk van haar Prometheus. Het werk van Van Bruggen krijgt in de jaren zeventig, tijdens het hoogtepunt van de tweede feministische golf weer veel aandacht. Van een collectieve emancipatiebeweging zou Van Bruggen, gezien haar opvattingen, weinig moeten hebben. Het gaat in haar werk vooral om hoe (intellectuele) vrouwen tot zelfverwerkelijking kunnen komen in liefdevolle verhoudingen, waarin zij niet alleen een ondergeschikte rol moeten spelen. Uit het leven van een denkende vrouw is de titel van één van haar onder pseudoniem gepubliceerde romans. Het zou ook de titel van een biografie kunnen zijn. Over haar levens- en wereldbeschouwing publiceert J.M.J. Sicking in 1993 zijn proefschrift Overgave en verzet.

 

Het Literatuurmuseum beheert onder meer briefwisselingen die Carry van Bruggen voerde met literatoren als Frans Mijnssen, Frans Coenen jr. en Menno ter Braak. In de collectie bevinden zich tevens enkele productiedossiers, onder andere van de roman Eva, en het originele handschrift van De drie musketiers, het beroemde werk van Alexandre Dumas dat Van Bruggen uit het Frans vertaalde. Het iconografische deel van de collectie bevat een olieverfportret door J.D. Hendriks en een portrettekening door Hendrik Hana (1925).

Zie voor een overzicht van alle documenten van Carry van Bruggen in het Literatuurmuseum de catalogus.

 

Links

www.dbnl.org