Cyriel Buysse is een Vlaams liberaal vrijzinnig auteur, door zijn vader voorbestemd om hem op te volgen in diens cichoreifabriek. Op aanraden van zijn schrijvende tante Virginie Loveling legt hij zich na een lang verblijf in de Verenigde Staten toe op het schrijven van naturalistische romans. In 1903 richt hij met Couperus en Van Nouhuys het tijdschrift Groot Nederland op. De reislustige Buysse is een groot autoliefhebber. Hij woont een aantal jaren in Nederland en wordt aan het eind van zijn leven door koning Albert I in de adelstand verheven.
Afkomst
Cyriel (Cyrillus) Buysse wordt in Nevele geboren als de oudste zoon van de fabrikant Ludovicus Buysse en Maria Loveling, de oudere zus van de schrijfster Virginie Loveling. De broer en zus van Cyriel Buysse zijn actief in de politiek. Hijzelf volgt het Koninklijk Athenaeum in Gent, maar maakt dat niet af. Hij wordt geacht zijn vader op te volgen in de fabriek, maar voelt daar weinig voor. In 1886 stuurt Buysse Sr. zijn zoon naar de Verenigde Staten met de bedoeling daar een fabriek op te zetten. Die poging mislukt. Hij maakt daarna nog enkele reizen naar de VS en raakt onder de indruk van de sociale mistoestanden daar. Er verschijnen enkele reisverslagen. De meeste ervaringen verwerkt hij in zijn laatste roman Twee werelden. (1931) In 1893 verschijnt zijn vanwege het taalgebruik zwaar bekritiseerde roman Het recht van de sterkste. In de daarop volgende decennia neemt hij actief deel aan het literaire leven.
Carrière en huwelijk
Vanaf 1893 maakt Buysse deel uit van de redactie van VanNu en Straks. Hij raakt bevriend met de latere Nobelprijswinnaar Maurice Maeterlinck. Samen met Louis Couperus en W. van Nouhuys richt hij in 1903 het maandblad Groot Nederland op, waarin hij vele bijdragen zal publiceren. In 1896 trouwt hij in Haarlem met de weduwe Nelly Tromp-Dyserinck. Zij heeft uit haar eerste huwelijk drie dochters. De vermogende weduwe zorgt voor financiële zekerheid voor haar schrijvende echtgenoot en introduceert hem ook in hogere maatschappelijke kringen. Het echtpaar woont in de winter in Den Haag en in de zomers op het landgoed van Buysse in Afsnee. Vanaf 1910 bezit Buysse, als één van de eersten een auto, waarmee hij met vrienden tochten maakt door voornamelijk Frankrijk. De Eerste Wereldoorlog brengt Buysse in Nederland door. Aan die periode ontleent hij zijn devies: ‘In de hoop van de vrede’. Tijdens de oorlogsjaren is hij medewerker van de krant De VlaamscheStem. In het laatste decennium van zijn leven krijgt hij de Driejaarlijkse Staatsprijs voor Letterkunde, wordt hij lid van de Koninklijke Vlaamse Academie en verheft koning Albert I hem enkele dagen voor zijn dood in de adelstand. Buysse sterft op 25 juli 1932 als baron.
Werk
Buysse groeit op in een Franstalig Vlaams milieu. Hij heeft een goed oog voor het wel en wee op zijn geboortegrond. Hij publiceert aanvankelijk een aantal romans zoals Het recht van de sterkste (1893), Mea culpa (1896) en ’n Leeuw van Vlaanderen (1900) waarin het verdierlijkte leven van de landarbeiders centraal staat. Zijn toneelstuk Het gezin Van Paemel
over het leven van de arme pachters en hun kasteelheren wordt nog altijd gespeeld en is in 1986 verfilmd. Het werk in de periode daarna is minder zwaar aangezet en soms satirischer van toon. Bekend geworden zijn vooral het tweedelige Het leven van Rozeke van Dalen (1905) en de novelle Lente (1907). Tijdens en na de Eerste Wereldoorlog schrijft hij talrijke verhalen-en reisbundels. Uit zijn laatste jaren hebben de sober geschreven romans Tantes (1924), Uleken (1926) en De schandpaal (1928) de tand des tijds doorstaan.