Jacob Cats

De schrijver en staatsman Jacob Cats is als ‘vader(tje) Cats’ de geschiedenis ingegaan vanwege zijn spreuken en zegswijzen, die ook nu nog geciteerd worden, en op grond van zijn sterk onderwijzende werk. De uit Zeeland afkomstige Cats studeert rechten in Leiden en Orléans, is daarna werkzaam als advocaat en pensionaris in Middelburg en Dordrecht. Van 1636-1651 is hij raadspensionaris van Holland. Hij trouwt in 1605 met de Antwerpse Elisabeth van Valckenburg, die al in 1630 overlijdt. Het echtpaar krijgt vijf kinderen. Zorgvliet, het huis waar Cats zijn laatste jaren doorbrengt, is als Catshuis al decennia lang de officiële ambtswoning van de Nederlandse premier.

 

Opleiding en carrière

Jacob Cats bezoekt de Latijnse school in Zierikzee en volgt colleges rechten en letteren in Leiden. Hij rondt zijn juridische studie af in Orléans, waar hij ook promoveert. Als advocaat werkt hij korte tijd in Den Haag, daarna in Middelburg waar hij met zijn praktijk een vermogen verwerft met inpolderingen en grondspeculaties. Van 1621 tot 1623 is hij pensionaris in Middelburg, daarna tot 1636 van Dordrecht. In 1636 krijgt hij de belangrijke functie van raadspensionaris van Holland (met het ambt van grootzegelbewaarder). In 1651 legt hij al zijn publieke ambten neer en wijdt zich verder aan zijn schrijverschap.

 

Huwelijk

Tijdens zijn jonge jaren is Jacob Cats veelvuldig verliefd, hij heeft een voorkeur voor jonge dienstmaagden, maar als hij eenmaal als advocaat werkzaam is, huwt hij in de Nieuwe Kerk in Amsterdam met de uit Antwerpen afkomstige en vermogende Elisabeth van Valckenburg. Zij delen een piëtistische levenshouding, een vroomheidsbeweging die een persoonlijke verdieping en morele voortreffelijkheid voorstaat. Uit dit zeer gelukkige huwelijk worden vijf kinderen geboren, de drie zoons overlijden op jeugdige leeftijd. Na de dood van zijn vrouw, Cats is dan 53, zal hij tot het eind van zijn leven weduwnaar blijven. Zijn vrouw Elisabeth steunt hem in zijn maatschappelijke carrière en weet de lichtzinnige en snel ontvlambare kant van haar man te temperen. Hij geniet aanzien als een evenwichtig politicus en een wijs man, die zijn levenslessen helder en voor een groot publiek uitstekend kan verwoorden.

 

Werk

In 1618 verschijnt Sinne-en Minnebeelden, een bundel met prenten van Adriaan van de Venne met proza- of dichterlijke bijschriften van Cats met een duidelijk moralistische strekking. Alle emblemen (beelden) worden door Cats amoureus, maatschappelijk en religieus uitgelegd of toegelicht. De situaties zijn zeer herkenbaar voor een groot publiek. Van die teneur is zijn hele werk doortrokken. Cats is de dichter van de burgerlijke samenleving, hij vestigt de aandacht op deugden en ondeugden, de huwelijksmoraal en het voor kinderen gewenste gedrag, bijvoorbeeld in zijn befaamd geworden Houwelick (1625) en Trouringh (1637) Een groot aantal geschriften met gravures verschijnen in een soort ‘tweede’huisbijbel Alle dewercken van Jacob Cats (1655). Het boek bevat een door het piëtisme bepaalde complete levenskunst waarin gematigdheid en deemoed van belang zijn. Cats schrijft ter lering en vermaak, het stichtelijke van zijn boeken spreekt een publiek van diverse gezindten aan. Van sommige werken worden meer dan 50.000 exemplaren verkocht.

Laatste jaren

Zijn laatste jaren brengt Cats in alle rust door op Zorgvliet in Den Haag, waar hij nog een aantal sterk autobiografische boeken schrijft waarin hij terugkijkt op zijn lange leven:

Ouderdom, Butenleven en Hofgedachten (1656) en Tachtighjarigh leven (1657). Cats laat na zijn overlijden een vermogen van meer dan twee miljoen gulden na. Hij wordt na een indrukwekkende en door velen bijgewoonde rouwprocessie bij zijn vrouw begraven in de Haagse kloosterkerk, waar nu nog een gedenkteken voor deze veelzijdige man te zien is.

 

Waardering

Jacob Cats wordt gezien als een volksdichter bij uitstek, zijn lezers horen tot alle sociale geledingen. Bij zijn collega’s is de waardering voor zijn soms al te moralistische of wijdlopige werk gemeleerder. Cats is bevriend met Huygens, maar bij Vondel en Hooft hoeft hij niet op bewondering te rekenen. Vondel scheldt hem zelfs uit in een hekeldicht. Het volledig werk van Cats werd al rond 1700 in het Duits vertaald. Achttiende eeuwse dichters als Van Effen en Bilderdijk uiten zich minachtend over de dichter/ staatsman en noemen hem een schrijver voor ‘het plompe gemeen’. Het zijn vooral Cats’ spreuken die de tand des tijds hebben doorstaan: ‘Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel.’

 

Links

www.dbnl.org