Jan Wolkers is vooral bekend geworden door verhalen en romans over zijn gereformeerde jeugd en de vrijmoedige manier waarop hij over seksualiteit schrijft. Daarnaast is hij actief geweest als beeldhouwer en schilder. Zijn glazen sculpturen of beelden zijn vaak hommages aan beroemde personen als Rembrandt of Joop den Uyl. Vanaf 1980 leeft Wolkers met zijn vrouw Karina en hun tweelingzoons op Texel, waar hij zich omgeven was door zijn geliefde natuur.
Leven
Jan is de derde van elf kinderen in een streng gereformeerd gezin. Vader Wolkers drijft voor de Tweede Wereldoorlog een kruidenierswinkel in Oegstgeest. Wolkers’oudste broer Gerrit overlijdt in 1944 aan difterie. Jan bezoekt na de lagere school de mulo, maar hij moet al snel gaan helpen in zijn vaders zaak. Daarna is hij een korte tijd tuinman en werkt in een Leids laboratorium. In dezelfde stad neemt hij schilderles aan de Academie Ars Aemula Naturae. Na de oorlog woont hij korte tijd in Parijs. Hij is voornamelijk actief als beeldend kunstenaar.
In 1947 trouwt hij met Maria de Roo, ze krijgen drie kinderen. Hun dochter Eva overlijdt in 1951 door een ongeluk in bad. Deze traumatische gebeurtenis beschrijft Wolkers in de roman Een roos van vlees (1963). Met Annemarie Nauta is hij vanaf 1958 maar korte tijd getrouwd. Zij staat model voor Olga in, zijn ook door de verfilming beroemd geworden, roman Turksfruit. In 1963 ontmoet hij Karina Gnirrep, die bij hem intrekt en met wie hij in 1981 trouwt. In datzelfde jaar wordt hun tweeling Bob en Tom geboren. Een jaar daarvoor zijn Jan en Karina van Amsterdam naar Texel verhuisd. Aan hun achtertuin en Wolkers’grote kennis van en liefde voor de natuur wijdt de VPRO-televisie in 2002 en 2003 een serie. Jan Wolkers overlijdt vlak voor zijn 82ste verjaardag in zijn huis op Texel. De crematieplechtigheid wordt rechtstreeks op de televisie uitgezonden. Aan een biografie over Jan Wolkers wordt momenteel gewerkt door Onno Blom.
Literair succes
Wolkers debuteert in 1961 met de verhalenbundel Serpetina’s Petticoat. Tot halverwege de jaren tachtig verschijnen met grote regelmaat voornamelijk romans waarmee hij veel succes oogst. Een jaar na zijn debuut verschijnt zijn eerste roman, Kort Amerikaans, die later ook wordt verfilmd. Zijn door het gereformeerde geloof bepaalde jeugdjaren beschrijft hij in Terug naar Oegstgeest (1965). Veel van het werk van Wolkers is autobiografisch gekleurd: zijn godvruchtige, strenge vader, de dood van zijn broer en zijn dochtertje, zijn voorliefde voor de tale Kanaäns, ook als hij al afstand heeft gedaan van het geloof en zijn sterke seksuele driftleven. Zijn taalgebruik is heel beeldend en zeker ook geïnspireerd door Angelsaksische voorbeelden als Steinbeck en Hemingway. Hij schrijft met grote openhartigheid over seksualiteit, maar ook over fysiek verval en de dood, ook in latere romans als De doodshoofdvlinder (1979), De perzik van onsterfelijkheid (1980) en Gifsla (1983). De omvangrijke roman De kus (1977) baseert Wolkers op zijn ervaringen opgedaan tijdens een reis door Indonesië. De eerste druk van 90.000 exemplaren is voor Nederlandse begrippen een unicum. Lange tijd wordt het werk van Wolkers uitgegeven door Meulenhoff, maar mede door tussenkomst van zijn vriend Remco Campert verschijnt het latere werk bij De Bezige Bij met Jan Vermeulen als vaste typograaf voor de vaak fel gekleurde omslagen. Vanaf de jaren negentig publiceert Wolkers gedichtenbundels (Jaargetijden en Wintervitrines) en zeer persoonlijke essays (onder andere De drijfschaal van Van Gogh, Rembrandt in Rommeldam en De schuimspaan van de tijd). Wolkers weigert twee belangrijke oeuvre – prijzen in 1982 de Constantijn Huygensprijs (1982) en de P.C. Hooftprijs (1989). Alleen de Busken Huetprijs accepteert hij in 1991 voor zijn bundel Tarzan in Arles.
Schilderkunst
Wolkers studeert tot 1953 in Amsterdam aan de Rijksacademie voor beeldende kunsten, later gevolgd door opleidingen in Salzburg en Parijs. Zijn schilderijen ontstaan zegt Wolkers zelf ´in eenzaamheid met mezelf´. Inspiratiebronnen zijn de zee, landschappen en de stilte. Bekender is hij geworden door zijn beeldhouwwerk, waarvoor hij al in de jaren vijftig wordt onderscheiden. Veel van zijn ontwerpen zijn van glas en daardoor kwetsbaar voor vandalen. Zo is het Auschwitz–monument in Amsterdam enkele keren vernield, evenals een glazen werk in zijn geboorteplaats Oegstgeest. In zijn laatste jaren werkt hij het meest met staal. Een van zijn laatste werkstukken is het Jaq.P.Thijsse-monument op Texel, vervaardigd uit staal en glas.