Joost van den Vondel

Joost van den Vondel, de prins der poëten, is één van de grootste en belangrijkste schrijvers uit de Gouden Eeuw. Om in zijn levensonderhoud te voorzien drijft hij jarenlang een kousenhandel in de Amsterdamse binnenstad. Zijn gedichten en toneelwerken hebben vaak een actuele gebeurtenis als aanleiding. Een toneelstuk als de Gijsbrecht van Aemstel wordt heden ten dage nog altijd gespeeld. Vondels ouders waren doopsgezind, zelf gaat hij over naar het katholieke geloof. In zijn lange leven wordt hij persoonlijk regelmatig zwaar getroffen. Hij overlijdt op 91-jarige leeftijd. Hij schrijft zijn eigen grafschrift: ‘Hier leit Vondel zonder rouw,/ Hy is gestorven van de kouw.’

 

Leven

Joost van den Vondel wordt in 1587 uit doopsgezinde ouders in Keulen geboren. In 1597 gaat het gezin in Amsterdam wonen, waar Vondel in 1610 trouwt met Mayken de Wolff (1586-1635). Zij krijgen vijf kinderen, waarvan er drie jong overlijden. Vondel drijft een kousenwinkel, in die tijd een lucratieve handel. Hij wordt lid van de Rederijkerskamer Het Wit Lavendel en leert Grieks en Latijn. In zijn stukPalamedes neemt hij stelling in de strijd tussen Maurits en Oldenbarnevelt ten faveure van de raadspensionaris. Vondel moet tijdelijk de wijk nemen naar Beverwijk en krijgt een forse boete. In 1641 wordt Vondel katholiek. In Amsterdam hebben de Calvinistische predikanten veel invloed, maar de schouwburg is in katholieke handen. Zijn stukken worden er veelvuldig gespeeld. In 1653 wordt Vondel door collega-dichters met een lauwerkrans gehuldigd als prins der poëten. Vondel komt in financiële problemen door de levenshandel van zijn gelijknamige zoon. Uiteindelijk krijgt hij een erebaantje bij de Bank van Lening. Op zijn oude dag wordt hij verzorgd door zijn dochter Anna en zijn nicht Agnes Block. Hij wordt begraven in de Nieuwe Kerk in Amsterdam.

 

Stadsdichter

Joost van den Vondel dicht vanaf zijn vroege jeugd over gebeurtenissen in Amsterdam en de Republiek, maar hij schrijft ook gedichten voor familieleden en vrienden, kunstenaars en bestuurders. Hij is een stadsdichter avant-la-lettre, die zich direct tot zijn lezers richt, soms ook in felle hekeldichten of in verzen met een moralistische strekking, zoals in zijn dierenfabels. Vondel is een intens religieus man die het oecumenische ideaal voorstaat, waarin hij bepaald niet door iedereen wordt bijgevallen. Geleidelijk verschuift het accent in zijn dichtkunst van actuele aanleidingen naar een poëzie die gebaseerd is op bijbelse en klassieke bronnen. De eerste bundeling van Vondels verzen verschijnt in 1644: Verscheide gedichten. Aan het eind van zijn leven werkt hij aan religieuze leerdichten en herdenkt hij dierbare overledenen.

 

De Gijsbreght

Vondels eerste toneelstuk verschijnt al in 1610, maar zijn belangrijkste dramatisch werk ziet vanaf 1637 in gestaag tempo het licht. In 1637 schrijft hij de Gijsbreght van Aemstel, opgedragen aan Hugo de Groot. Het wordt opgevoerd in de nieuwe Amsterdamse Schouwburg in 1638 aan het begin van het nieuwe jaar. Die traditie blijft in stand tot 1969! Veel vooraanstaande acteurs vonden het een grote eer om een rol in de Gijsbreght te vertolken.

Bijbelse onderwerpen

In de laatste decennia van zijn leven zijn de meeste toneelstukken van Vondel bewerkingen van bijbelse onderwerpen. Velen beschouwen Lucifer als zijn voornaamste werk, zelf was hij erg gehecht aan Jephta of Offerbelofte (1659). De held in dat stuk is een evenwichtig persoon met een christelijke levensvisie. Vondels publiek is minder gecharmeerd van leerstellige monologen en houdt meer van zijn spektakelstukken.

 

Historische figuur

Joost van den Vondel is door de eeuwen heen een historische figuur gebleven in de Nederlandse cultuurgeschiedenis. Hij werd afgebeeld op postzegels, prijkte op het laatste bankbiljet van vijf gulden en zag veel straten en lanen naar hem vernoemd. In de nodige literaire werken speelt het Amsterdamse Vondelpark als locatie een belangrijke rol.

 

Actueel

In 2008 verschijnt de veertiende aan Joost van den Vondel gewijde biografie van de hand van literatuurhistoricus Piet Calis. Calis accentueert de overeenkomsten tussen de 17e eeuw en onze eigen tijd en benadrukt ook Vondels niet aflatende pleidooi voor verdraagzaamheid. Frans Kellendonk (1951-1990) noemt in zijn essay Geschilderd eten, gewijd aan Vondels Altaergeheimnissen zijn literaire voorganger ‘een tijdgenoot die mij iets te zeggen heeft’. Het ‘bezield verband’ tussen leven en geloof, dat bij Vondel een voornaam thema is, ziet Kellendonk aan het eind van de twintigste eeuw teloor gaan.

 

Het Literatuurmuseum collectioneert brieven, foto’s, documenten, manuscripten, typoscripten en parafernalia van auteurs van na 1750. Het bezit derhalve geen materiaal van Joost van den Vondel. Wel bevat de collectie talrijke op Vondels leven en werk betrekking hebbende teksten en documenten van Antoon van Duinkerken, die vanaf 1940 bijzonder hoogleraar in de Vondelstudies was aan de Universiteit van Leiden.

Zie voor een overzicht van die documenten onze Catalogus.

 

Links

www.literatuurgeschiedenis.nl

www.dbnl.org

www.kb.nl