Karel Joan Lodewijk Alberdingk Thijm alias Lodewijk van Deyssel is één van de prominentste leden van de roemruchte beweging van de Tachtigers. Zijn bekendste boek is Een Liefde uit 1887. Van Deyssel is ook een meedogenloos criticus. Zijn nietsontziende ‘scheldkritieken’ maken veel slachtoffers. Lodewijk van Deyssel heeft zijn lange leven totaal in dienst gesteld van de literatuur. Daarvan getuigt ook het gigantische Van Deyssel-archief dat berust in het Literatuurmuseum.
Katholiek geslacht
Karel Alberdingk Thijm wordt op 22 september 1864 geboren in Amsterdam. Hij is de jongste zoon van de bekende katholieke geleerde Joseph Alberdingk Thijm. Hij wordt thuis onderwezen door een gouvernante. Later wordt hij naar kostscholen in Kerkrade (Rolduc) en Katwijk gestuurd. Over zijn kostschooltijd schrijft hij de roman De kleine republiek (1889).
Naturalisme
Vader Thijm biedt zijn zoon verschillende publicatiemogelijkheden. Op zeventienjarige leeftijd maakt hij indruk met een pleidooi voor Emile Zola en het moderne Franse Naturalisme, dat echte realistische literatuur wil creëren en de schaduwkanten van het leven niet schuwt. Het wordt Karel Alberdingk Thijm in katholieke kringen niet in dank afgenomen. Aan het begin van de jaren 1880 breekt Karel Alberdingk Thijm met het katholieke geloof. Tot woede van zijn vader, die hem de toegang tot het ouderlijk huis ontzegt.
Tachtigers
In 1881 gebruikt Karel Alberdingk Thijm voor het eerst zijn pseudoniem Lodewijk van Deyssel. Hij raakt bevriend met Willem Kloos, Frederik van Eeden, Albert Verwey en vele andere jonge schrijvers. Samen streven zij als ‘De Tachtigers’ naar een revolutie in de Nederlandse literatuur. Ze doorbreken de dwang van de moraal en bepleiten een nieuwe literatuur: radicaal individualistisch, romantisch en fel-realistisch tegelijkertijd.
Sensitivisme
Lodewijk van Deyssel schrijft zelf enige tijd naturalistisch. Langzamerhand schuift hij echter op in de richting van de mystiek en de symbolistische benadering. Hij wil niet meer de werkelijkheid op zichzelf weergeven maar de ‘hogere’ werkelijkheid achter het direct zichtbare. Hieruit volgt dat Van Deyssel nieuwe uitdrukkingswijzen zoekt, een nieuwe
‘woordkunst’ die het ‘hogere’ kan benaderen. Deze methode wordt bekend als het ‘sensitivisme’. Van Deyssels ontwikkeling is zichtbaar in zijn belangrijkste roman Een Liefde uit 1887. Het boek begint als naturalistisch verhaal, maar aan het einde wordt de stijl steeds associatiever.
(Zelf-) censuur
Een Liefde leidt ook tot een rel. In de roman wordt het innerlijke gevoelseven van het hoofdpersonage Mathilde beschreven. Ook haar seksuele gevoelens komen aan de orde en voor het eerst in de Nederlandse literatuur wordt er min of meer expliciet geschreven over vrouwelijke zelfbevrediging. Veel lezers zijn geschokt, zelfs mede-Tachtigers als Frederik van Eeden. Onder druk kuist Van Deyssel de tekst voor de tweede editie van het boek.
Over Literatuur
Behalve als romancier en schrijver van prozagedichten is Van Deyssel berucht als criticus. Hij is een meester in het genre van de ‘scheldkritiek’. Beroemd is zijn paginalange aanval op de naturalistische schrijver Frans Netscher onder de titel ‘Over literatuur’ uit 1886. Hierin hekelt hij het levenloze naturalisme van Netscher en houdt hij een lange tirade over wat proza wel moet zijn: ‘Ik houd van het proza dat als een man op mij toekomt’.
Lodewijk van Deyssel overlijdt in 1952 op zevenentachtigjarige leeftijd. Hij ligt begraven op Westerveld in Haarlem.