Martinus Nijhoff

Martinus Nijhoff is een belangrijk Nederlands modernistisch dichter, essayist en vertaler. Nijhoff, afkomstig uit een familie van uitgevers en boekhandelaren studeert rechten en later Nederlands. Hij hanteert in zijn gedichten een uiterst helder taalgebruik om complexe, existentiële vragen weer te geven. Tot zijn belangrijkste verzen behoren Awater (1934) en Het uur U (1936/37) waarin op een bijzondere manier het mysterie achter de alledaagse dingen en gebeurtenissen wordt beschreven. Nijhoff is ook een eminent vertaler, de belangrijkste Nederlandse vertaalprijs is dan ook kort na zijn dood naar hem vernoemd.

 

Afkomst

Martinus Nijhoff, roepnaam Pom, wordt in 1894 in Den Haag geboren als oudste van vijf kinderen. Hij behoort tot een familie van uitgevers, boekhandelaren en bibliografen. Zijn vader is een getalenteerd zakenman, zijn moeder een idealistische vrouw die sympathiseert met de idealen van de leefgemeenschap Walden van Van Eeden. Ze is theosofe en wordt in 1918 rooms-katholiek. Ze heeft veel invloed op haar kinderen en met haar ‘zangdiensten’ zeker op Martinus, die al vanaf zijn twaalfde gedichten schrijft. Nijhoff studeert rechten in Amsterdam, is in 1914 en 1915 redacteur van Propria Cures en stuurt in die tijd gedichten naar De beweging (van Verwey) en De Nieuwe Gids (Kloos), die hij geretourneerd krijgt. In 1916 als hij gemobiliseerd is en een opleiding tot vaandrig volgt, verschijnt in het tijdschrift Leven enwerken een drieluik ‘Aan mijn moeder’ en in Elseviers geïllustreerd  maandschrift verschijnen ook enkele gedichten, die hij opneemt in zijn debuut De wandelaar, die zijn vader uitgeeft ter gelegenheid van het huwelijk van Pom met (Antoinette) Netty Wind, die later zal publiceren onder de naam A.H. Nijhoff.

 

Poëzie

Nijhoff is in zijn poëzie zeker op de werkelijkheid gericht, maar wil die niet letterlijk weergeven. Hij zoekt ook een verbintenis met ‘hoger’ of bovenaardse zaken die niet per se religieus hoeft te zijn. Nijhoff is van mening dat in de moderne tijd filosofie of religie niet meer voor een samenhang kunnen zorgen, het is de taak van de kunstenaar om het raadselachtige van het leven zichtbaar te maken. Hij noemt dat ‘werkelijkheidsreligie’. Kunst staat in dienst van het menselijk bestaan. In 1924 verschijnt de algemeen bewonderde bundel Vormen, de gedichten lezen bijna als autonome kunstwerken, de speelsheid uit zijn vroegste werk is vervangen door een haast classicistische ernst en een gebeeldhouwd zoeken naar zelfkennis. In Nieuwe gedichten (1934) probeert hij in een schijnbaar eenvoudige taal (vaak tegen de spreektaal aan) gecompliceerde levensverhoudingen aan te geven: ‘lees maar er staat niet wat er staat’. Op een profane manier getuigt hij van het eeuwige mysterie van de mens. Nijhoff heeft na een psychische inzinking na de verschijning van Vormen zijn poëticale opvattingen verwoord in ‘de novelle’ De pen op papier, waarin objectivering een belangrijke rol speelt. In de jaren dertig verschijnen ook Nijhoffs grote gedichten Awater en Het uur U, die eindeloos zijn geïnterpreteerd, ook weer voorbeelden van zijn optiek dat gedichten concreet en helder moeten zijn en niet abstract en impressionistisch.

 

Essayist en vertaler

Al vanaf de Eerste Wereldoorlog is Nijhoff ook actief als essayist en later als vertaler. Hij publiceert zijn kritieken onder andere in de NRC. Van 1932-1937 studeert hij Nederlands aan de Universiteit van Utrecht, daarna is hij van 1939-1941 voorzitter van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Tijdens de Tweede Wereldoorlog raakt hij gewond, vervolgens verricht hij in Den Haag illegale culturele activiteiten en is hij betrokken bij het tijdschrift Vrij Nederland en de reeks uitgaven van De blauwe schuit. Na de oorlog is hij adviseur bij het ministerie van onderwijs en werkt hij mee aan de nieuwe spelling van 1954. Nijhoffs onuitputtelijke zoeken naar het ‘juiste woord’ komt hem ook goed te pas bij zijn vertaalwerkzaamheden (T.S. Eliot, Euripedes, Giode, Shakespeare). Zijn vertalingen worden alom geprezen. In zijn sterfjaar 1953 wordt de Martinus Nijhoff Prijs ingesteld voor de beste vertaling in en naar het Nederlands. Zelf is de dichter postuum bekroond voor zijn hele oeuvre met de Constantijn Huygensprijs.

 

Laatste jaren

In 1950 verschijnen drie bijbelse spelen ( De ster van Bethlehem, De dag des heren, Des heilands tuin) onder de titel Het heilige hout, hij heeft daar dan meer dan tien jaar aan gewerkt. Hij noemt die spelen ‘een voortzetting van het werk van mijn moeder.’ In 1950 scheidt hij formeel van Netty Wind met wie hij de zoon en latere fotograaf Stefaan (Stephen Storm) heeft. Beide echtelieden al jaren separaat, al zien ze elkaar regelmatig en vertoeft hun zoon om beurten bij één van hen. Zo heeft Nijhoff de straat (Baronielaan in Breda) ontleend aan een droom van zijn zoon, aan wie hij het gedicht vervolgens heeft opgedragen. In 1952 hertrouwt Nijhoff, die daarvoor lange tijd een verhouding heeft gehad met de Utrechtse classica Josine van Dam van Isselt, met de actrice Georgette Hagedoorn. In zijn laatste levensjaren werkt hij met onder anderen Guillaume van der Graft aan een nieuwe Psalmberijming. Terwijl zijn uitgever Bert Bakker en anderen al bezig zijn met de voorbereidingen voor zijn zestigste verjaardag, overlijdt Nijhoff plotseling aan een hartaanval. Hij is begraven in het familiegraf van begraafplaats Westduin in Den Haag, waar ook Georgette Hagedoorn (overleden in 1995 op 85-jarige leeftijd) haar laatste rustplaats heeft gevonden.

Reputatie

Nijhoffs werk wordt als één van de hoogtepunten beschouwd in de Nederlandse poëzie van de twintigste eeuw. Zijn gedichten worden nog vaak bestudeerd en roepen, ondanks hun helderheid, onbeantwoordbare vragen op die vaak te maken hebben met christelijke motieven die door Nijhoff in een profane context worden geplaatst. Vooral over Awater en Het uur U zijn veel interpretaties gepubliceerd. Eén van Nijhoffs bekendste gedichten is het sonnet ‘De moeder de vrouw’ dat gesitueerd is bij de brug over de Waal bij Zaltbommel. Een psalmen zingende vrouw op het dek van een schip, roept bij de ik-figuur herinneringen op aan zijn moeder. De nieuwe brug bij Zaltbommel wordt in 1996 naar Nijhoff vernoemd.

 

Het Literatuurmuseum beheert onder meer briefwisselingen die Martinus Nijhoff onderhield met A.A.M. Stols, Jan Engelman, Menno ter Braak en talloze anderen. Unieke handschriften van bijvoorbeeld De moeder de vrouw en Het uur U verdienen eveneens vermelding. Daarnaast bezit het museum enkele bijzondere voorwerpen uit de nalatenschap van Nijhoff, zoals manchetknopen, portefeuilles en een ridderorde uit 1947. In de vaste tentoonstelling van het museum is Nijhoff vertegenwoordigd met twee olieverfportretten van de hand van Joop Sjollema en Toon Kelder.

Zie voor een overzicht van alle documenten van Martinus Nijhoff in het Literatuurmuseum de catalogus.

 

Links

www.kb.nl

www.dbnl.org