Willem Godschalk van Focquenbroch

Over het leven van Willem Godschalk van Focquenbroch is maar weinig bekend. Hij heeft medicijnen gestudeerd in Utrecht en als armenarts gewerkt in Amsterdam. In 1668 vertrekt hij als fiscaal van de West Indische Compagnie naar het huidige Ghana waar hij in 1670 aan een inheemse ziekte overlijdt. Zijn werk is niet omvangrijk, maar bij een kleine groep ingewijden nog steeds in trek.

 

Afkomst en leven

‘Een losbol in het leven, een vrijbuiter in de letteren’, zo wordt Willem Godschalk van Focquenbroch wel gekarakteriseerd. Zijn afkomst is onduidelijk, hij beweert zelf van ‘oude adel’ te zijn. Hij is in april 1640 in de Oude Kerk in Amsterdam gedoopt en volgt in de hoofdstad de Latijnse School. Hij is een tijd in Leiden woonachtig geweest als bursaal van het Waals College. Aan de Utrechtse universiteit promoveert hij volgens de bronnen in 1662 op een dissertatie Over geslachtsziekte. Daarna is hij werkzaam als armenarts in Amsterdam. Vanaf dat moment publiceert hij ook regelmatig gedichten en blijspelen. Hij heeft de nodige amoureuze verhoudingen en staat bekend als een groot drinker. Waarschijnlijk wordt hij min of meer gedwongen de wijk te nemen naar het buitenland. Hij vertrekt in 1668 naar Guinea (Ghana)als fiscaal van de West Indische Compagnie, waar hij blijft schrijven en vermoedelijk in 1670 tijdens een gele koorts epidemie sterft.

 

Blijspelen en gedichten

Focquenbroch vertaalt toneelstukken van Molière en debuteert zelf in 1663 met De klucht vanHans Keyenvretzer, gevolgd door De verwarde jalousy’s en De klucht van de weyery, die veelvuldig gespeeld werden. Het zijn boertige stukken waarin geen blad voor de mond wordt genomen. Focquenbroch is ook de auteur van het fel satirische gedicht Een HollandscheVuystslag, op een Brabandsche kroon, geschreven na de inval van de bisschop van Münster. Tijdens zijn leven verschijnen er twee Thalia-bundels (1664 en 1668) en na zijn dood nog één (1678) , alle bezorgd door Johannes van den Bergh. Thalia is de muze van de komedie en de ‘geurige’ (geestige) dichtkunst. Focquenbrochs teksten zijn vaak geschreven op bekende melodieën, hij hekelt maatschappelijke gebeurtenissen en beschrijft het leven van alledag. De Franse dichter Paul Scarron (1610-1660) is zijn grote voorbeeld.

Waardering

Focquenbrochs blijspelen worden tijdens de zeventiende- en achttiende eeuw vaak gespeeld. In de negentiende eeuw vindt men zijn werk te plat. Kort na de Tweede Wereldoorlog in 1946 maakt W.F. Hermans een bloemlezing met een essay over het werk. Hij benadrukt dat Focquenbroch niet alleen gedichten en burlesken heeft geschreven met ‘onbehoorlijke grappen’,  maar ook serieuse, subtiele gedichten die door Hermans zeer worden gewaardeerd. In 2000 wordt de Stichting Willem Godschalk van Focquenbroch opgericht die onderzoek naar het leven en werk van de zeventiende eeuwse dichter wil bevorderen en daar onder andere het tijdschrift Fumus voor uitgeeft.

 

Het Literatuurmuseum collectioneert brieven, foto’s, documenten, manuscripten, typoscripten, parafernalia van auteurs van na 1750. Het heeft derhalve geen documenten van Focquenbroch. Wel bezit het museum handgeschreven aantekeningen over het werk van Focquenbroch van Antoon van Duinkerken.

Zie voor een overzicht van die documenten in het Literatuurmuseum onze catalogus.

 

Links

www.focquenbroch.nl

www.dbnl.org