Van de status van Willem Kloos als belangrijkste dichter van Nederland is tegenwoordig weinig meer over, maar hij staat nog wel te boek als de aanvoerder van de Tachtigers, de beweging die een revolutie in de Nederlandse literatuur ontketent. Willem Kloos bepleit een dichtkunst die niet langer ondergeschikt is aan maatschappelijke factoren als geloof of ideologie. Bij Kloos ontstaat echter een nieuwe romantische cultus waarin de poëzie zelf goddelijk wordt.
Kloos’ roemrijkste periode ligt tussen 1885 en 1893. Daarna krijgt hij met iedereen ruzie, raakt aan de drank en moet geregeld in psychiatrische klinieken worden opgenomen. In 1900 trouwt hij met de schrijfster Jeanne Reyneke van Stuwe en gaat met haar in Den Haag wonen. Zijn leven raakt in rustiger vaarwater. Tot zijn dood blijft hij teren op de roem die hij als jong dichter heeft vergaard.
Privé-les
Willem Johannes Theodorus Kloos wordt in 1859 geboren in Amsterdam. Hij bezoekt de H.B.S., de nieuwe vorm van middelbaar onderwijs die door veel latere Tachtigers wordt gevolgd. Later krijgt hij privé-lessen in Latijn en Grieks van de bekende letterkundige en leraar Willem Doornbos. Daarna gaat Willem Kloos klassieke talen studeren.
Q.N.
In 1879 verschijnt de eerste literaire kritiek van Willem Kloos. Onder het pseudoniem Q.N. schrijft hij in het oude blad De Nederlandsche Spectator een artikel over Marcellus Emants. Uit dit stuk blijkt al dat de jonge Willem Kloos er felle meningen over literatuur op na houdt. In 1880 verschijnt zijn eerste dichterlijke publicatie in het tijdschrift Nederland: een fragment uit Rhodopis, een lang episch gedicht.
Jaqcues Perk
Rond 1880 ontmoet Willem Kloos de dichter Jacques Perk. Perk laat Kloos zijn sonnetten lezen. Kloos is onder de indruk. Als Perk in 1881 heel jong overlijdt, bekommert Kloos zich op de nalatenschap en laat hij een uitgave van de gedichten van Perk het licht zien. De inleiding van Kloos bij deze bundel is beroemd geworden, omdat deze tekst kan worden gezien als het eerste manifest van de Beweging van Tachtig. Kloos bepleit in zijn ‘voorrede’ een nieuwe poëzie, die niet langer aan de leiband ligt van de burgerlijke moraal , maar buiten de maatschappij ontstaat uit de passie en emotie van de individuele dichter. In deze inleiding staat ook Kloos’ beroemde stelling: ‘Vorm en inhoud bij poëzie zijn één’.
Tachtig en De Nieuwe Gids
Kloos staat niet alleen in zijn verzet tegen de burgerlijke literatuur van dominee-dichters als J.J.L. ten Kate en Bernard ter Haar. Kloos ontmoet Frederik van Eeden, Albert Verwey, Frank van der Goes, Lodewijk van Deyssel en vele andere jongeren. Samen richten zij in 1885 De Nieuwe Gids op, de spreekbuis van de Tachtigers. De Tachtigers prediken in hun blad het l’art pour l’art (de kunst om de kunst) en het individualisme. Bij de oude dominee-dichters staat de poëzie vaak in dienst van het geloof. Bij de Tachtigers wordt de poëzie soms zelf goddelijk, zoals ook blijkt uit de beginregel van Kloos’ bekendste gedicht ‘Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten’.
Van de liefde die vriendschap heet
Het zou lang duren voor de eerste echte bundel van Kloos verscheen. Pas in 1894 ziet Verzen het licht, met daarin zijn beroemdste gedichten. Dat het zo lang duurt heeft ook te maken met de neerwaartse spiraal waarin Kloos terecht was gekomen. Willem Kloos koestert enige tijd verliefde gevoelens voor zijn mede-redacteur Albert Verwey. Als Verwey zich in 1888 verlooft met Kitty van Vloten, stort Kloos’ wereld in. Hij publiceerde de sonnettenreeks ‘Het boek van Kind en God’, waarin hij zich duidelijk beklaagt over het kind Verwey dat het had gewaagd de godheid Kloos te verlaten.
Aan lager wal
Het vergaat Kloos van kwaad tot erger. Hij raakt aan de drank en lijdt onder depressies. Hij krijgt ruzie met vrijwel iedereen rond De nieuwe gids. De oorspronkelijke Tachtigers verlaten hem. Kloos dicht een lange reeks ‘scheldsonnetten’ op zijn voormalige vrienden, die hij nu als verraders ziet. Hij moet vanwege zijn drankzucht en psychoses regelmatig worden opgenomen in klinieken. Ook wordt hij behandeld door zijn oude vriend Frederik van Eeden.