Het ontstaan van het Poëziecentrum kan niet los gezien worden van de Poëziekrant, schrijft Stefaan Evenepoel in het begeleidend essay bij de prijs. De krant werd in 1976 opgericht door Willy Tibergien, die vanaf zijn jeugd een fascinatie had voor zowel poëzie als het medium tijdschrift en ‘de manier waarop de onverbiddelijk lopende tijd daarin moet worden bijgebeend’. Toen Remco Campert in Nederland het tijdschrift Gedicht opzette, startte Tibergien de Poëziekrant, ‘een eenvoudig vormgegeven blad waarin tweemaandelijks naast recensies en interviews en gedichten, vooral praktische informatie te lezen stond over poëzie. Het mocht niet duur zijn, om zoveel mogelijk mensen te kunnen bereiken.’ Het was een tijdschrift zonder specifiek poëticaal programma: de keuze van de gedichten kenmerkte zich door de democratische insteek.
Deze uitgangspunten zijn nog altijd de pijlers van het Poëziecentrum, dat Tibergien in 1980 oprichtte. Het centrum wil poëzie dichterbij brengen, en doet dat door het materiaal zo compleet en laagdrempelig mogelijk aan te bieden.
In het pand aan de Hoornstraat vormt de informatie- en documentatieafdeling het hart van het Poëziecentrum, vertelde Tibergien aan Evenepoel. De afdeling is opgebouwd uit drie blokken: het eerste is het documentatiearchief, waarin een uitgebreide collectie van meer dan 4.000 knipselmappen en foto’s, en informatie over o.a. poëziestromingen, manifesten en uitgevers te vinden is. In de werkbibliotheek staan 12.000 poëzietitels binnen handbereik. Het derde blok bestaat uit literaire tijdschriften, waarvan er ongeveer 550 titels ter inzage liggen. De collectie richt zich op de poëzie van de twintigste eeuw, maar wat het Poëziecentrum onderscheidt is volgens Tibergien de ‘veelkantigheid van ons informatie- en documentatiecentrum: je kan in één afdeling tegelijk de poëzie en de documentatie daarover raadplegen’.
In 1979 begon Gerrit Komrij aan een bloemlezing Nederlandse poëzie, die uiteindelijk zou leiden tot drie uitgaven. In het Poëziecentrum vond hij de collectie die de basis zou worden voor zijn onderzoek. Hij spijkerde er niet alleen zijn Vlaamse poëzie bij, ook ontdekte hij jonge Nederlandse dichters wier bundels niet in de boekhandel te vinden waren. ‘Het Poëziecentrum is uniek in de letterlijke zin,’ zei Komrij tegen De Standaard. ‘Ik ken geen enkel dokumentatiecentrum dat een vergelijkbaar aanbod heeft. De Koninklijke Bibliotheek heeft in magazijn ook een aardige verzameling, maar daar ben ik de hele dag bezig met kaartjes invullen. Het is voor een bloemlezer ook belangrijk om naar de plank te kunnen kijken. Wat is de fysieke omvang van een oeuvre? Je moet dat even kunnen betasten.’
Willy Tibergien was redacteur van het literaire tijdschrift Filter, en van 1981 tot 1986 was hij literair medewerker van De Standaard.