Jacqueline A. Roelfsema-Tenge werd er in 1975 conservator als opvolgster van Henri A. Ett, maar heeft in 1957 het museum grotendeels opgezet. Haar man kocht het geboortehuis van Multatuli, Korsjespoortsteeg 20, in 1943 aan. In 1957 verkocht hij het aan de gemeente, onder voorwaarde dat het een museum werd gewijd aan de schrijver.
‘Aan hem hebben de stad Amsterdam en literair Nederland het te danken dat het geboortehuis van Multatuli niet werd verkwanseld of gesloopt maar als gedenkplaats behouden bleef,’ aldus het juryrapport. ‘En dankzij de inzet van zijn vrouw, die er bleef wonen, kon die gedenkplaats uitgroeien tot een voor het publiek toegankelijk museum en documentatiecentrum. Zij ordent er archiefmateriaal, houdt kaartenbakken bij, verzamelt knipsels, beheert de Multatuliana, ontvangt en onthaalt er bezoekers en doet dat alles, zo lang het al duurt, zonder honorarium of onkostenvergoeding. “Zijn nalatenschap, door het Multatuligenootschap beheerd, is een chaos”, schreef W.F. Hermans in 1976 in zijn De Raadselachtige Multatuli. Maar, inmiddels rondgeleid en vriendelijk dan wel berispend toegesproken door mevrouw Roelfsema, maakte hij daar in de herdruk van 1987 van: “Zijn nalatenschap, door het Multatuligenootschap beheerd, was lange tijd een chaos”. Dat is ook niet helemaal waar, maar het doet háár tenminste enig recht.’
‘Mevrouw Roelfsema, die volkomen buiten het literaire, literair-journalistieke en -academische wereldje staat en daar geen belangen heeft, kan gelden als een verpersoonlijking van liefde voor de literatuur onder gewone lezers. Als zodanig komt de G.H. ’s-Gravesandeprijs haar ten volle toe.’
Het Multatuli Museum beschikt over duizenden boeken, brochures, knipsels, foto’s en documenten, maar ook over enkele persoonlijke eigendommen van Multatuli, zoals zijn bureau, schaakstukken, handschriften en manuscripten, een wereldbol, een reiskoffertje, de sofa waarop hij stierf en zijn urn.
‘Redster van Multatuli’s inboedel’, kopte Het Parool, dat haar interviewde. ‘Multatuli heeft altijd een rol in mijn leven gespeeld,’ zei J.A. Roelfsema. ‘Multatuli werd door mijn leraar Nederlands op school voorgelezen. Dat sprak me aan. Ik heb het vervolgens een tijd laten liggen. Tot ik mijn man ontmoette. Toen vond ik Multatuli weer op mijn pad, want mijn man was weg van hem.’ Volgens de krant is het Multatuli Museum ‘een van de aardigste musea van Amsterdam’.
‘Ik krijg nu een prijs omdat ik zonder betaling heb gewerkt, maar dat was helemaal geen opoffering. Ik geef om geld helemaal niets,’ zei Roelfsema tegen Eep Francken, die haar interviewde voor de Jan Campert-Stichting. ‘Ik vind mezelf ook geen Multatuliaan, al zeggen ze dat van wel, want ik ben het echt niet altijd met hem eens. Hij was soms een onmogelijke man, maar ik bewonder in hem wel geweldig hoe hij tegen de stroom in durfde gaan. Als ik de Ideeën lees verbaast het me nog (…).’
1987 was het Multatuli-jaar, de honderdste sterfdag van Eduard Douwes Dekker (1820-1887) werd uitgebreid herdacht met prijzen, nieuwe boeken en herdrukken. Ook het bekende Multatuli-beeld van Hans Bayens op de Amsterdamse Torensluis werd toen onthuld.