Pen

Door de eeuwen heen schrijven vele schrijvers om hun lezers op te voeden, bij te brengen, wakker te maken. Om debat op gang te brengen, lezers los te schudden van de bestaande autoriteit en aan te zetten tot kritisch denken. En wellicht tot actie.

Betje Wolff (1738-1804) en Aagje Deken (1741-1804) 

 

Al in de allereerste moderne Nederlandse roman wordt Nederland een spiegel voorgehouden, met als doel de lezers bewust te maken van het heersende kleinburgerlijk milieu zodat ze zich ertegen kunnen afzetten. In Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart uit 1782 becommentariëren Elizabeth Wolff-Bekker en Agatha Deken haarfijn de zeden van de burgerij van hun tijd. Diverse in hun ogen achterhaalde denkbeelden krijgen er in de roman van langs. Hoofdpersoon Sara beleeft allerlei avonturen en kan maar met moeite op het rechte pad blijven, vooral als zij wordt verleid door de flamboyante ‘R’. Als zij bijna door hem wordt verkracht, komt ze tot bezinning.  

 

Wolff en Deken steken hun didactische bedoelingen niet onder stoelen of banken en in het boek willen zij de moderne opvattingen van de Verlichting promoten en tegelijkertijd een nieuwe, burgerlijke moraal voor het voetlicht brengen. De twee schrijven nog enkele brievenboeken – een genre dat in de achttiende eeuw ontstaat – waaronder Historie van den heer Willem Leevend (1784-1785) en de Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut (1793-1796). Wolff overlijdt op 5 november 1804. Slechts negen dagen daarna overlijdt ook Deken. 

 

Betje Wolff en Aagje Deken. Collectie: Literatuurmuseum 

 

 

Meer over Betje Wolff en Aagje Deken: 

 

Herman Gorter (1864-1927) en Henriette Roland Holst (1869-1952) 

 

‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid.’ Herman Gorter is met Lodewijk van Deyssel, Willem Kloos en Frederik van Eeden een van de belangrijkste Tachtigers, en de dichter van het epische gedicht Mei (1889). Aan het eind van de negentiende eeuw keerde hij zich af van zijn romantische ideeën over poëzie en zocht zijn heil bij Marx. Gegrepen door het socialisme publiceerde hij geëngageerde gedichten zoals Een klein heldendicht (1906) en Pan (1912), en over onder meer Lenin en het marxisme.  

 

Voor Gorter was de Russische revolutie als het uitkomen van een droom. Hij sloot zich aan bij de in 1894 opgerichte Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP), waar hij zich ontpopte tot vurig spreker en veel gelezen pamflettist. Zijn brochure ‘Het historisch materialisme voor arbeiders verklaard’ werd in heel Europa gelezen.  

 

Ook zijn goede vriendin en zielsverwant Henriette Roland Holst-van der Schalk (de tante van A. Roland Holst) zette zich in voor ‘De Zaak’. Ook zij schreef naast geëngageerde poëzie tal van politieke pamfletten, bovendien vertaalde ze het Franse strijdlied ‘De Internationale’ – ‘Ontwaakt, verworpenen der aarde! Ontwaakt, verdoemden in hongers sfeer!’ – en schreef Kapitaal en Arbeid in Nederland (1902), een tot ver in de jaren zeventig toonaangevend boek over de sociaaleconomische geschiedenis van de negentiende eeuw.  

 

Op den duur zien zij en Gorter hun idealen steeds minder bereikbaar worden. Roland Holst breekt later met de politiek vanwege het communisme van Stalin en kiest voor een meer religieuze invulling van het socialisme. Ze had grote bewondering voor de geweldloze vrijheidsstrijd van Mahatma Gandhi, over wie ze een biografie en enkele gedichten zou schrijven. Ze bleef zich haar leven lang inzetten voor mensenrechten, in het verzet in de Tweede Wereldoorlog en daarna als tegenstander van de Nederlandse koloniale politiek.

   

Henriette Roland Holst-van der Schalk en Herman Gorter. Collectie: Literatuurmuseum

 

 

Meer over Henriette Roland Holst: 

 

 

Carry van Bruggen (1881-1932)

 

In het werk van Carolina Lea van Bruggen-de Haan (zus van Jacob Israël de Haan) draait het veelal om het verschil tussen individueel en collectief gedrag en de positie van minderheidsgroepen. Het collectief streeft naar absoluut geldende regels, het individu relativeert zekerheden en twijfelt aan het algemeen geaccepteerde. Van Bruggen is zich van die positie, als Joodse vrouw, sterk bewust. ‘Het hoofdzakelijke voor me, is de mens, zijn wezen, zijn bestemming... het zich afvragen wat het “Ik” betekent, wat zijn plaats in de collectiviteit is.’  

 

Dat was het onderwerp van onder meer Prometheus (1919), een grote en invloedrijke studie over individualiteit. Over dat ‘anders – zijn’ schrijft ze het meest expliciet in Eva (1927), waarin seksualiteit als synthese uit liefde en erotiek een belangrijke rol speelt. Deze roman wordt tijdens de tweede feministische golf in de jaren zeventig herontdekt.

 

Van een collectieve emancipatiebeweging zou de schrijver, gezien haar opvattingen, weinig moeten hebben. Het gaat in haar werk vooral om hoe (intellectuele) vrouwen tot zelfverwerkelijking kunnen komen in liefdevolle verhoudingen, waarin zij niet alleen een ondergeschikte rol moeten spelen. 

 

 

Carry van Bruggen. Collectie: Literatuurmuseum

 

 

Meer over Carry van Bruggen: 

 

Theun de Vries (1907-2005)

 

‘Mijn hele werk is één liefdesverklaring aan Moeder Aarde, aan het leven, aan de mensen, aan de mensheid. Het klinkt allemaal een beetje overdreven en het klinkt ook een beetje romantisch, of heel romantisch, maar dat is het dus eigenlijk.’ Net als onder meer Herman Gorter en Henriette Roland Holst voor hem, voelde Theun de Vries zich sterk aangetrokken tot het communisme. Dit klinkt door in zijn werk, waarin hij de wereld schetst van sociaal achtergestelden, hun strijd voor een menswaardiger bestaan en de drang van sommigen om via de revolutionaire weg die doelen te bereiken.

 

Zijn bekendste werk is Het meisje met het rode haar (1956), geïnspireerd op het leven van de verzetsstrijder Hannie Schaft (in 1981 verfilmd met Renée Soutendijk in de hoofdrol). De Vries, zelf verzetsman, schreef het op verzoek van de leiding van de Communistische Partij Nederland, die hem vroeg een positief beeld te geven van het communistische verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Maar meer dan communistische propaganda geeft de roman een genuanceerd portret van een jonge vrouw die tegenover de terreur van de nazi's haar idealen overeind hield. De Vries zou jarenlang worstelen met zijn lidmaatschap van de Communistische Partij – iets waar hij tijdens de Koude Oorlog door collega-schrijvers om werd verguisd – om in de jaren zeventig definitief met de partij te breken.  

 

 

 

Theun de Vries, jaren '70. Collectie: Literatuurmuseum

 

 

Andreas Burnier (1931-2002)  

 

Andreas Burnier (pseudoniem van C.I. Dessaur) was naast filosoof en hoogleraar criminologie, schrijver van diverse romans, essays, brieven en artikelen. Ze schreef openhartig over haar homoseksualiteit en heeft in dat opzicht bijgedragen aan de homo-emancipatie. Ook thematiseerde ze haar genderdysforie, zoals in Het jongensuur (1969), naar eigen zeggen haar meest autobiografische boek. Ze gaf regelmatig aanzet tot maatschappelijke debat, onder meer over euthanasie en abortus (ze was tegen beide). Haar feministische opvattingen waren vaak aanleiding tot conflict met andere vrouwen aangezien ze vond dat feministen te veel in zelfmedelijden bleven hangen in plaats van tot actie over te gaan.  

 

Haar leven lang heeft Burnier zich verdrukt gevoeld, zowel door haar Joodse afkomst, haar geaardheid als door het feit dat ze een vrouw was. Maar: ‘Het is altijd een voorrecht te worden geboren in een onderdrukte groep’, zei ze ooit. Lijden is goed voor de mens: ‘In die zin dat het je wakker houdt, je bewustzijn scherpt, je geestelijke activiteit prikkelt.’ 

 

Typoscript Het jongensuur & Andreas Burnier tijdens de opening van een tentoonstelling in het Literatuurmuseum, 1986. Foto: Annelies Flinterman. Collectie: Literatuurmuseum. 

 

 

Meer over Andreas Burnier: