In de afgelopen jaren had De Wispelaere een vooraanstaande plaats verworven als criticus, en de jury roemde behalve zijn uitgebreide literaire en literatuurwetenschappelijke kennis ook ‘zijn vermogen tot scherpzinnig en nauwgezet formuleren, zijn indrukwekkende belezenheid en zijn persoonlijke inzet’. In zijn essays wil De Wispelaere een brug slaan ‘van de meer traditionele opvattingen van literatuur naar de nieuwere en nieuwste vormen en beschouwingswijzen’, door zorgvuldige analyses te maken van zowel literaire werken als van de ‘algemene problematiek’, vervolgde het rapport.
‘Met kritisch oog is grotendeels aan deze onderwerpen gewijd, in het bijzonder het centrale deel, waarin hij het misverstand belicht dat, met name op het gebied van de hedendaagse roman, bij de lezer bestaat. Dit misverstand ligt in de veronderstelling, dat een roman de uitbeelding van de werkelijkheid zou zijn en het schrijven ervan niets anders dan het invullen van een van te voren bestaande conceptie, de reproductie van wat in het bewustzijn van de schrijver aanwezig is. Maar het leven in romans is niet hetzelfde als het leven tout court en de karakters uit de zogenaamde realistische romans behoren tot een andere orde van werkelijkheid als de levende mens. Paul de Wispelaere gebruikt daarvoor de treffende formule, dat de tekst niet ontstaat van een volheid uit, die leegloopt, maar van een leegte uit, die gevuld wordt. De zogenaamde realiteit in de roman is een illusie: de enige werkelijkheid ligt in de schrijfdaad zelf,’ aldus de jury.