Anton van Duinkerken werd in 1929 redacteur van het dagblad De Tijd en was in datzelfde jaar een van de oprichters van het katholieke cultureel jongerenmaandblad De Gemeenschap. In 1934 trad hij toe tot de redactie van De Gids. In 1940 werd hij benoemd tot hoogleraar in de Vondelwetenschap in Leiden en in 1952 tot buitengewoon hoogleraar in de Nederlandse en algemene letterkunde in Nijmegen. Als dichter debuteerde hij al in 1923 in het tijdschrift Roeping. Hij schreef studies, gedenkboeken en stelde verzamelbundels en bloemlezingen samen, waaronder het standaardwerk in drie delen De katholieke poëzie. In 1957 verscheen zijn Verzamelde gedichten. Bij het grote publiek was hij ook bekend van zijn anti-nazigedicht De Ballade van den katholiek uit 1935, gericht tegen NSB-voorman Anton Mussert.