De Joodse advocaat Abel Herzberg zat met zijn vrouw Thea Loeb van 11 januari 1944 tot 9 april 1945 gevangen in Bergen-Belsen. Over dit concentratiekamp publiceerde hij in 1946 het boek Amor fati, waarvoor hij in 1949 de Dr. Wijnaendts Francken-prijs in ontvangst nam. De zeven stukken waren eerder als ‘opstellen’, zoals hij ze zelf noemde, te lezen in De Groene. Het dagboek dat hij in het kamp bijhield verscheen in 1950 onder de titel Tweestromenland. In dat jaar bracht hij ook zijn beroemde Kroniek der Jodenvervolging uit, die in 1952 werd bekroond met een Extra prijs van de Jan Campert-stichting.
Onmenselijkheid proberen te begrijpen, dat werd een hoofdthema in zijn werk. Naar aanleiding van zijn reportage Eichmann in Jerusalem (1962) zei hij: ‘Het gaat mij niet om het schrijven, het gaat mij om de mensen. De nazimisdaden zijn geen individuele misdaden, maar die van een systeem. Zij zijn een symptoom van de beschavingscrisis en ze zijn dan ook niet af te doen met een strafvervolging.’