De Constantijn Huygens-prijs is een jaarlijkse oeuvreprijs. Het is de belangrijkste literaire prijs die namens de gemeente Den Haag door de Jan Campert-Stichting wordt toegekend. Het Literatuurmuseum verzorgt de prijsuitreiking, die gewoonlijk plaatsvindt in januari.
De Constantijn Huygens-prijs werd ingesteld op 20 januari 1948 en is met terugwerkende kracht per 1947 toegekend: dichter en criticus P.N. van Eyck was de eerste die de prijs ontving. Schrijvers F. Bordewijk en M. Nijhoff, uitgever A.A.M. Stols en acteur en regisseur Paul Steenbergen – allen uit Den Haag – namen zitting in het eerste bestuur van de Jan Campert-Stichting. De stichting was in het leven geroepen ‘ter blijvende herdenking van de strijd der Nederlands letterkundigen in de jaren 1940-1945 tegen de Duitse bezetting’ en had tot doel de Nederlandse letterkunde te bevorderen, onder andere met literaire prijzen en het verstrekken van opdrachten. Zo werd het bedrag van Martinus Nijhoffs postume Constantijn Huygens-prijs in 1953 aangewend om een boek over hem te laten schrijven en kregen verschillende laureaten, onder wie Judith Herzberg, opdrachten voor toneelwerk.
De eerste bekroonden ontvingen 2.000 gulden en de prijs werd met de jaren verhoogd. In 1998 stemde de cultuurcommissie in met een verdubbeling van het geldbedrag van alle prijzen van de Jan Campert-Stichting. De verhoging was noodzakelijk voor de literaire uitstraling van de stad, vond de gemeenteraad. Sinds 2017 is aan de Constantijn Huygens-prijs een geldbedrag van 12.000 euro verbonden.
De sobere, en later feestelijker uitreikingen werden meestal gecombineerd met die van de andere prijzen van de Jan Campert-Stichting, maar soms ook met een conferentie of symposium. De burgemeester van Den Haag of de cultuurwethouder reikte de prijzen uit.
Constantijn Huygens (1596-1687) was een van Nederlands grootste dichters uit de zeventiende eeuw. Hij werd geboren in Den Haag als zoon van de geleerde Christiaan Huygens en de Antwerpse Susanna Hoefnagel. Hij kreeg een zeer brede culturele opvoeding en studeerde rechten in Leiden.
Behalve letterkundige was Constantijn Huygens schilder en kunstkenner – hij geldt als de ontdekker van Rembrandt –, componist en musicus. In 1620 maakte hij zijn ‘Grand Tour’ naar Venetië, waarvan hij een journaal bijhield. In 1625 werd hij benoemd tot secretaris van stadhouder prins Frederik Hendrik en vijf jaar later tot raad- en rekenmeester. Huygens bleef meer dan vijftig jaar aan het hof van de Oranjes verbonden en diende ook prins Willem II en prins Willem III. In deze bestuursfunctie maakte hij vele diplomatieke Europese reizen.
Als dichter was hij bevriend met Anna Roemers Visscher, P.C. Hooft en Jacob Cats, die hem stimuleerden in het Nederlands te dichten. Daarvoor schreef Huygens in het Latijn en in het Frans. Tot zijn vriendenkring behoorden ook invloedrijke denkers en kunstenaars als Spinoza, Barlaeus, Rembrandt, Maria Tesselschade en Descartes.
Zeer bekend en invloedrijk waren Huygens’ lofdicht op zijn geboorteplaats: Batava Tempe, dat is 't Voor-hout van ’s Gravenhage, zijn lange gedicht over de dwaasheden van de mode: ’t Costelick Mal en zijn bundel Otia of ledige uren. In het lange gedicht Hofwijck beschrijft hij hoe zijn zelfontworpen buitenverblijf in Voorburg er honderd jaar later uit zal zien. Aan Dagh-werck uit 1658 schreef hij het langst. Het beslaat een dag uit zijn leven, en hij richt zich in het gedicht tot zijn ‘Sterre’, zijn vrouw Susanna van Baerle, die in 1637 stierf.
Constantijn Huygens werd begraven in de Grote Kerk in Den Haag. Behalve deze grote literaire prijs is ook het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis naar hem genoemd.