Met zijn debuut Het plantaardig bewind plaatste de 24-jarige Hamelink, die al publiceerde in tijdschriften als Podium, Merlijn en De Gids, zich ‘onmiddellijk in de voorste gelederen’ van de nieuwe generatie van naoorlogse schrijvers, aldus de jury. ‘Onder hen blijkt zijn werk een volkomen eigen betekenis en waarde te hebben.’ De zes verhalen in Het plantaardig bewind (1964) hebben een thematiek van angst en vervreemding gemeen en ze wijken af ‘van het al te zeer aan de beperkte eigen ervaring vastzittende patroon van de vormloze autobiografische expressie, die de laatste jaren een zo overheersend kenmerk van veel nieuw of zogenaamd nieuw proza is geweest’. ‘De creatieve potentie in zijn werk wordt dwingend beheerst door een opmerkelijke verbeeldingskracht, waaraan een opvallend vermogen tot vormgeving beantwoordt.’
De recensent van Het Vrije Volk wees de nachtmerrie aan als terugkerend element in alle verhalen. ‘Hier is een jongeman aan het woord die zich al schrijvend bevrijdt van de angsten, schuldgevoelens en waangedachten die zijn jeugd moeten hebben begeleid. Zijn kracht is, dat zijn literaire werk niet de indruk maakt van een af-reactie, maar van een sublimering.’ Hamelink was een onmiddellijk opvallende jonge schrijver: ‘opvallend omdat zijn werk, hoewel uit de “school” van Wolkers en heel wel passend in het geheel dat de jongeren van nu aan het bouwen zijn, dicht bij de natuur staat’. In de meeste verhalen waren jongeren of kinderen hoofdpersonage.
Voor Kees Fens, die de bundel recenseerde in De Tijd De Maasbode, hadden de verhalen een ‘oerkarakter’. ‘Juist daardoor werkt het verhaal zo beklemmend; vergeten krachten in mens en wereld worden zichtbaar gemaakt. (…) De primitieve krachten woeden onder de civilisatie. Ik meen, dat het doorstoten tot die krachten van mens en wereld de niet te ontkennen grootheid van deze verhalen van Hamelink bepaalt. Het maakt die verhalen voor de lezer ook huiveringwekkend, hetgeen elk kunstwerk is dat de mens in de afgrond of in de hemel laat kijken.’
Later dat jaar debuteerde Hamelink als dichter met de bundel De eeuwige dag. Hij kreeg een eervolle vermelding van de jury van de Reina Prinsen Geerligs-prijs. Naar aanleiding van de tweede publicatie werd hij geïnterviewd door J. Bernlef van Het Parool. Hij vertelde dat hij al sinds zijn veertiende schreef en de dichtbundel al ongeveer drie jaar klaar had, vóór Het plantaardig bewind. ‘De taalbehandeling is losser, ongebondener dan in de verhalen,’ vond Bernlef. ‘Als ik vraag naar welk genre zijn voorkeur uitgaat aarzelt hij geen moment. “Ik geloof dat het proza meer en meer de plaats van de poëzie gaat innemen. Ik heb nu meer behoefte aan helderheid, aan controle van mijn emoties.”’