Als prozaïst was hij de uitzondering binnen de groep van experimentele schrijvers, schreef de jury. Maar ‘ook weer niet zo uitzonderlijk (…) aangezien zijn proza niet zozeer tussen poëzie en proza in staat als wel tegelijkertijd proza en poëzie is’.
Schierbeek was in 1945 gedebuteerd met de roman Terreur tegen terreur, gebaseerd op zijn verzetservaringen in de oorlog. Zijn tweede roman, Gebroken horizon, was al experimenteler maar in vorm nog steeds traditioneel. Schierbeeks vernieuwd prozawerk zette in 1951 in met Het boek ik en werd voortgezet met De andere namen, De derde persoon, De gestalte der stem, Het dier heeft een mens getekend, Een grote dorst tot en met Inspraak (1970).
‘Het konflikt van de mens met zijn vorm is mijn thema’, schrijft Schierbeek in Inspraak. De jury herkende in deze woorden ‘de behoefte om de teksten met tekeningen of door typografische vormgeving als het ware te orkestreren, zodat ook de letter of het beeld de functie kreeg de lezer wakker te schudden’. Het boek was door de schrijver zelf op een elektrische schrijfmachine IBM 72 in de gewenste lay-out getikt. ‘Voorts speelt de inventieve en verrassende associatie eveneens een belangrijke rol in Schierbeeks unieke taalbouwsels, die afwisselend mededelen, bezweren, vragen, bezingen en beleren. En ten slotte – al zijn dit slechts enkele facetten – herkennen we de poging van de Vijftigers om in het werk de “ruimte van het volledig leven” te bestrijken duidelijk in de bladzijden van Inspraak, die buiten- en binnenwereld, jeugdherinneringen, ervaringen van geluk en verlies, geweld, onderdrukking, ellende, solidariteit en vele andere kanten van dit “volledig leven” in woordbeeld brengen.’
Schierbeek dankte voorin ‘iedereen die in mij gesproken heeft, ook mijzelf en garandeer dat er geen woord van mijzelf bij is’. Hij maakte veelvuldig gebruik van ready mades en citaten, die volgens criticus Rudy Cornets de Groot het effect hadden dat lezers of toehoorders de tekst zelf aanvulden en zo ‘dieper en inniger betrokken’ werden bij het verhaal ‘dan ze geweest zouden zijn, als de auteur ze het verhaal in geuren en kleuren uit de doeken had gedaan’.
‘De structuur van het boek Inspraak vertoont eigenlijk een golvende beweging, waarbij telkens het hoofdthema, de dood, terugkeert,’ schreef Willem M. Roggeman. ‘Nochtans vertrekt Schierbeek nooit van een vooropgezette idee, die hij in zijn boek wil uiteenzetten. Dit thema is slechts bij toeval tijdens het associatief schrijven telkens teruggekeerd, tot het noodlot hem getroffen heeft.’
Bert Schierbeek was bestuurslid, adviseur en redacteur voor uitgeverij De Bezige Bij. In 1991 ontving Schierbeek de Constantijn Huygens-prijs voor zijn oeuvre.