Een geraffineerd geschreven monoloog, vond de jury, ‘boeiend, ontroerend en vaak geestig’. Als de overleden moeder van de verteller door de begrafenisondernemer wordt voorzien van een paarse lijkwade geeft ze ‘haar zoon te kennen dat ze dit niet wenst en dat het paars – symbool van een valse rouwcultuur – door wit vervangen moet worden, want “wit is altijd schoon”. De dood lijkt voor deze moeder geen beletsel om door te gaan met praten, regelen, zelfs roddelen,’ aldus het juryrapport. Heel het Vlaamse dorp passeert de revue. ‘Allengs wordt de lezer duidelijk dat de monoloog van de dode zich vooral afspeelt in de geest van haar zoon, die met een mengsel van liefde en lichte ergernis (…) aan het doodsbed van zijn moeder zit en zich woord voor woord kan voorstellen wat zij nog te zeggen heeft: over de toestand van haar dode lichaam, over de gang van zaken bij haar begrafenis. Maar ook de onthulling van een onschuldig geheim uit haar jongere jaren, waardoor de schrijver ons misschien wil duidelijk maken dat niet alles wat de moeder zegt uit de geest van haar zoon voortkomt en dat haar persoonlijkheid sterk genoeg is om haar stem over de grenslijn van de dood heen te laten klinken.’
In de epiloog ziet de verteller twee jaar na zijn moeders dood een oud vrouwtje over de dijk naderen dat als twee druppels water zijn moeder lijkt.
Pleysier koos voor de monoloog ‘opdat het gepraat van zijn moeder door niemand onderbroken kon worden’, schreef de Leeuwarder Courant. ‘Op die manier komt haar karakter het beste tot zijn recht, zó duikt ze altijd weer in zijn herinnering op.’
Wit is altijd schoon is ‘in de eerste plaats een ontroerend boek over de verhouding tussen moeder en zoon, met een rijke en functionele anekdotiek’, aldus Atte Jongstra in Het Parool.
Leo Pleysier debuteerde in 1971 met de roman Mirliton, een proeve van homofonie, die werd bekroond met De Stijn Streuvelsprijs. In 1972 volgde de roman Niets dan schreeuw. In 1982 ontving Pleysier de Prijs Eugène Baie voor De weg naar Kralingen en in 1984 de Arkprijs van het Vrije Woord voor Kop in kas, beide romans. Een vast onderwerp is het boerenmilieu in de Belgische Kempen, waar Pleysier opgroeide. Wit is altijd schoon (1989) won ook de Dirk Martensprijs.