De overkant van de rivier (1990) is volgens de jury een ‘bijna klassieke roman’, een naturalistische noodlotsroman met twintigste-eeuwse middelen. ‘Onvergetelijk is vooral de figuur van Hanna, onmiskenbaar de spil om wie alles in de roman draait. Zij is een vrouw met karakter, sterk en liefdevol en daardoor mild tegenover Simon, haar door de zwarte godsdienst bevangen echtgenoot; zij is een soort omgekeerde Joba Katadreuffe, om in stijl van de aan Siebelink toegekende prijs te blijven.’
De lijvige familiekroniek over vier generaties omspant bijna een eeuw Gelders leven. Het verhaal speelt zich af in de omgeving van Lathum, aan de IJssel. Siebelinks grootouders hadden daar hun boerderij, recht tegenover het veerhuis uit de roman. Veel van zijn werk heeft deze autobiografische inslag.
‘Siebelink vertelt zoals de pointillist schildert,’ aldus de jury. ‘Zijn evocaties van het Hollandse landschap verheffen zich verre boven eenvoudige natuurbeschrijvingen. Schitterend is de wijze waarop hij de ruimte van het rivierlandschap heeft weten te rijmen met wat men de innerlijke ruimte zou kunnen noemen: de menselijke emoties.’
‘De beelden van het veerhuis aan de rivier vergeet je nooit meer,’ schreef Doeschka Meijsing in Elsevier. Arnold Heumakers sprak in deVolkskrant van ‘een schoonheid van voor de zondeval’; ‘ondanks rampspoed en calvinisme heeft de reconstructie van het familieverleden (…) iets van een terugkeer naar het verloren paradijs. Een paradijs dat, belichaamd in Hanna, te maken heeft met wat op een van de eerste bladzijden wordt genoemd: “de aaneenschakeling der dingen”. Hoewel van de plattelanders in het boek ergens wordt gezegd dat zij lijden aan een “onnaspeurlijk heimwee”, is het duidelijk dat het heimwee van Siebelink en zijn vertelster naar hèn is uitgegaan, in het bijzonder naar hun verbondenheid met natuur, kerk en familie.’
Jan Siebelink debuteerde met de verhalenbundel Nachtschade (1975). Zijn eerste roman Een lust voor het oog verscheen in 1977, later volgden onder meer De herfst zal schitterend zijn (1980) en En joeg de vossen door het staande koren (1982). Siebelink schreef over Franse literatuur voor o.a. de Haagse Post, stukken die hij bundelde in De reptielse geest (1981) en De prins van nachtelijk Parijs (1985).