In Als op de eerste dag. Roman in verhalen (2001) is Hertmans op zoek naar de sensatie van de eerste keer – de eerste blik, de eerste liefde en de eerste ervaring. In plaats van terug te keren naar de verloren jeugd zoeken zijn personages deze sensatie via de duistere, destructieve en immorele verbeelding.
In het openingsverhaal ‘Landschap met vogels’ sleept een man al zijn leven lang een geërfd schilderij met zich mee. Het is gemaakt door zijn grootvader en hij heeft het nog nooit goed bekeken, tot hij op een dag ontdekt dat het schilderij een kopie is van een werk van de zeventiende-eeuwse schilder Melchior d’Hondecoeter. Dan pas bekijkt hij zijn erfstuk aandachtig en ontwaart hij dreiging: ‘Dit was het aards paradijs op de eerste dag waarin de schaduw van de erfzonde reeds lag vervat. Alles was aanwezig. De gebouwen hadden geen geschiedenis. De duisternis schreeuwde in het licht.’
In het begeleidend essay bij de prijs wijst Dietlinde Willockx op de prominente aanwezigheid van de tegenstelling tussen de herhaling en het eenmalige in het oeuvre van Hertmans. Het eerste verhaal over het schilderij met de vogels herbergt direct deze tegenstelling: ‘Elk personage is getekend door het verlangen naar dat paradijs én door de erfzonde. (…) Met de eerste dag hangt onvermijdelijk de dood samen. In het paradijs haalde de mens zich namelijk zijn sterfelijkheid op de hals en verloor het eeuwige. Het heimwee naar het eerste kan met andere woorden worden gezien als een verlangen naar de verloren eeuwigheid. Die komt paradoxaal genoeg weer in zicht in het licht van de dood. Wat deze verhalen zo bitter maakt, is dat de personages hun droom onttrekken aan andermans dood. Droom en moord zijn hier meer dan palindromen: om de droom te bereiken, zijn sommigen in staat een moord te plegen.’
Het eerste deel is gesitueerd in de kindertijd, jaren vijftig. De jeugdige onschuld komt onder druk te staan als een van de jongetjes tijdens het kerstspel Maria probeert te wurgen. Het tweede deel speelt in de jaren zeventig, met dwarse pubers die Jimi Hendrix vereren en hun docenten de dood in pesten. Hertmans’ taalgebruik roept volgens Peter Henk Steenhuis in Trouw een sfeer van ‘landerige jongens met heftige gevoelens, diepe angsten en slechte manieren’. In het laatste deel van het drieluik staat de perversiteit van de volwassenheid centraal. Met een psychopaat die zich verliest in een pornografische fantasie laat de auteur zijn personages in een ‘sacrale schemer’ ten onder gaan, aldus Steenhuis.
Stefan Hertmans is dichter, essayist en romancier. Zijn eerste roman Ruimte (1981) werd bekroond met de Prijs voor het beste debuut en de provinciale prijs van Oost-Vlaanderen. Zijn poëziedebuut Ademzuil (1984) werd gevolgd door bundels als Bezoekingen (1988) en Muziek voor de overtocht (1994), die met meerdere prijzen bekroond werden. Tussen 1993 en 1996 was hij redacteur bij De Gids. In 2019 ontving Hertmans de Constantijn Huygens-prijs voor zijn oeuvre.