‘Een kleinood om te koesteren’, vond de jury. ‘Met dit poëtische werk laat De Maré zien hoe literatuur uitersten kan verenigen. Deze roman spreekt krachtig over mensen die voornamelijk zwijgen, is lichtvoetig én zwaar, en zowel pijnlijk herkenbaar als volkomen vervreemdend.’
In Ik ga naar de schapen (2024) volgt de lezer twee weken uit het leven van vijf personages, waarin ogenschijnlijk niets gebeurt. Simone poetst haar huis en bezoekt haar moeder in het verpleeghuis, die daar al dertien jaar wegduikt in zwijgzaamheid. Echtgenoot Andrej eet zoetigheden en vertoeft in de stal bij de schapen. Kunstenaarsdochter Tove komt eten en wil haar ouders een beeld schenken. Buurman en begrafenisondernemer Rocco balsemt lijken en lost raadsels op met zijn buren.
‘Een wonderlijke vertelling’, noemt Carl De Struycker het boek in De Standaard. ‘Er wordt weinig gezegd in Ik ga naar de schapen, maar tussen de lijnen valt er veel te lezen. Dit kleine, woordkarige boek bezit een grote suggestieve kracht. Je kan het makkelijk wegzetten als het verslag van een weinig opzienbarende halve maand uit het leven van vijf mensen die zich moeilijk kunnen uiten. Maar wie gevoelig is voor wat er allemaal wordt opgeroepen, leest een poëtische parabel over het leven en de liefde, en hoe moeilijk het is daarover te spreken.’