In Omega minor (2004) wordt Paul, een jonge Vlaamse psycholoog, tijdens een bezoek aan Berlijn in elkaar geslagen door neonazi’s. In het ziekenhuis ontmoet hij een oudere joodse man, Jozef de Heer, die hem zijn levensverhaal toevertrouwt. Hij vertelt over het verzet, zijn verleden in Auschwitz en zijn leven in de DDR. Maar is hij eerlijk? Langzaamaan ontdekt Paul de vele literaire bronnen waaruit het verhaal van Jozef is opgebouwd, en ontrafelt hij diens ware identiteit. Tegelijkertijd ontdekt een professor in de kernfysica in Los Alamos een manier om 50 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog een atoombom te laten ontploffen in Berlijn.
Verhaeghen vervlecht de vele verhaallijnen met een aantal van de belangrijkste historische elementen van de twintigste eeuw. Hij ‘laveert tussen het bedrog van de fictie en de fictie van het realisme’ en zet alles nadrukkelijk in scène, schrijft Bert Bultinck in het begeleidend essay. Zo speelt hij een spel met de geschiedenis én met de lezer. ‘Het verhaal van Omega minor is moeilijk te falsifiëren omdat deze lawine van een roman zijn inhoud zelf op losse schroeven zet. De auteur zet de suspension of disbelief buitenspel door de ongeloofwaardigheid van zijn roman als plotelement in te bouwen.’
Als Paul het levensverhaal van Jozef uiteindelijk terugleest in vele verschillende biografieën over de oorlog, is een van de bronauteurs Wilkomirski, die in 1995 zijn kampherinneringen publiceerde. Wilkomirski werd echter al snel ontmaskerd door een journalist, die aantoonde dat het een vervalste biografie was van een van de vele schrijvers die ‘óók geld of geloofwaardigheid uit de shoah willen slaan’. Zo maakt Verhaeghen het levensverhaal van De Heer ‘een kopie van een kopie van een fantasie, en dat alles met een glans van authenticiteit’. ‘Natuurlijk is dit al vaker vertoond (maar zelden met zoveel doorzettingsvermogen en intelligentie); je zou zelfs zonder meer kunnen zeggen dat de maskerades van de auteur een zoveelste versie van het oprechte veinzen ten tonele brengen,’ schreef Bultinck. ‘Een tweede lectuur toont echter wel moeiteloos aan hoe vernuftig deze wereldroman opgebouwd is en hoe rijk en proteïsch, hoe slim en dwaas, hoe geobsedeerd en hoe open een roman in deze overvolle eindtijd vermag te zijn.’
Paul Verhaeghen werkt als cognitief psycholoog in de VS. Hij debuteerde met de roman Lichtenberg (1996), die bekroond werd met de ALSK-debuutprijs. Samen met Isabelle Rossaert publiceerde hij het brievenboek De VenusBergVariaties (1998). Omega minor werd genomineerd voor de Gouden Uil en werd bekroond met de driejaarlijkse Cultuurprijs van de Vlaamse Gemeenschap. Verhaeghens eigen vertaling won The Independent Foreign Fiction Prize.