De jury bewonderde Ter Haar om het feit dat hij erin was geslaagd een ‘immens breed onderwerp, de geschiedenis der Nederlanden van prehistorie tot provo, binnen vier delen helder en overzichtelijk vorm te geven’. Door zijn ‘stilistische kracht’ ontstond een ‘jonge mensen aansprekende combinatie van nuchterheid en geestdrift [die meer was] dan een deugdelijke informatiebron inzake het verleden, namelijk een boeiende vertelling die de betrokkenheid van de lezer voortdurend gevangen houdt’.
‘Wie in het heden leeft en het verleden niet kent, zweeft vervaarlijk doelloos naar de toekomst’, dat was het motto dat Ter Haar de serie meegaf. Hij vertelt de geschiedenis van Nederland als een reeks levendige, spannende verhalen. Kinderen én volwassenen genoten ook van de ‘uitnemende illustraties’ van Rien Poortvliet, aldus Het Parool.
Jaap ter Haar werd bekend met zijn hoorspelen over de tweeling Saskia en Jeroen, die vanaf 1955 werden uitgegeven als boekjes. Er volgden meer hoorspelen en boekenseries voor jonge kinderen, o.a. Ernstjan en Snabbeltje (1958) en Lotje (1966). Op verzoek van zijn uitgever Cees van Dishoeck was Ter Haar halverwege de jaren vijftig begonnen met historische boeken voor de jeugd. Ter Haar weigerde: hij was een verteller, geen historicus, maar Van Dishoeck zocht juist iemand die zich op het menselijke aspect van de geschiedenis zou richten, en niet op de jaartallen. Ter Haar schreef een proefhoofdstuk om Van Dishoeck op andere gedachten te brengen, maar het beviel hem zelf zo goed dat hij een reeks delen schreef over o.a. Noord-Amerika, het Romeinse Keizerrijk, koning Arthur, de Franse Revolutie en Rusland. Ter Haar werkte samen met een staf van periodedeskundigen. Zijn historisch onderzoek leidde ook tot de jeugdroman Boris (1966), over het beleg van Leningrad.