De P.C. Hooft-prijs 1948 voor het oeuvre van A.M. Hammacher is toegekend op voordracht van een jury bestaande uit H. Freudenthal, J.H. Kernkamp, P. Minderaa, A.F.E. van Schendel, Garmt Stuiveling (voorzitter), J.J.M. Timmers, Theun de Vries en H.J. Michaël (ambtelijk secretaris). Aan de prijs is een bedrag verbonden van fl. 2.500.
Abraham Marie Wilhelmus Jacobus (A.M.) Hammacher (Middelburg, 12 november 1897 - Abano Terme (Italië), 19 april 2002), was als kind als een liefhebber van de schone kunsten. Hij speelde viool, hij tekende en schilderde. In 1917 vertrok hij naar Utrecht om rechten te gaan studeren, maar na een jaar gaf hij die studie op. In 1919 begon hij met het schrijven van kunstbeschouwelijke artikelen voor het Utrechtsch Dagblad. In de jaren die volgden breidde hij deze activiteit uit en verschenen er talloze bijdragen over schilder- en beeldhouwkunst in bladen als De Gids, Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift, De Vrije Bladen, Forum, Groot-Nederland, Nieuwe Rotterdamsche Courant en De Groene Amsterdammer. Voor Elsevier en Beeldende Kunst ging hij in de jaren dertig ook werken als redacteur. Hij wijdde verschillende studies aan afzonderlijke kunstenaars, zoals Van Gogh. In zijn twee hoofdwerken is zijn blik panoramischer: The Evolution of Modern Sculpture (1969) en Phantoms of the Imagination. Fantasy in Art and Literature from Blake to Dalí (1981). In 1947 werd Hammacher directeur van het Rijksmuseum Kröller-Müller te Otterlo en in 1952 werd hij benoemd tot buitengewoon hoogleraar kunstgeschiedenis aan de Technische Hogeschool te Delft. Beide functies bekleedde hij tot in de jaren zestig. Als kunstcriticus had hij weinig belangstelling voor de iconografie van een kunstwerk of voor dateringsproblemen binnen het oeuvre van een kunstenaar, maar des te meer voor diens artistieke persoonlijkheid en drijfveren. Hij leverde een fundamentele bijdrage aan de beeldvorming van de moderne en hedendaagse schilder- en beeldhouwkunst.
In 1943 werd hem de Dr. Wijnandts Franckenprijs toegekend. In 1965 kreeg hij de Gouden Ganzenveer vanwege zijn grote betekenis voor het geschreven of gedrukte woord in Nederland.