De P.C. Hooft-prijs 1963 voor het oeuvre van F.G.L. van der Meer is toegekend op voordracht van een jury bestaande uit C.J.E. Dinaux, Kees Fens, W. Jos de Gruyter, P. Minderaa (voorzitter), L.J. Rogier, J.W. Schulte Nordholt, J.D.P. Warner en H.G. Kompen (ambtelijk secretaris). Aan de P.C. Hooft-prijs is een bedrag verbonden van 5.000 gulden.
Frederik Gerben Louis (Frits) van der Meer (Bolsward, 16 november 1904 – Lent, 19 juli 1994) was archeoloog, kunsthistoricus, letterkundige en priester. Hij volgde het gymnasium in Sneek. Hij werd in 1928 tot priester gewijd. In 1932 vertrok hij naar Rome, waar hij christelijke archeologie studeerde. Twee jaar later promoveerde hij op een iconografisch proefschrift over de afbeeldingen van de Apocalyps. De handelsuitgave (1938) werd zijn eerste boek. In 1939 werd hij benoemd tot lector aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen. In 1941 verscheen zijn Catechismus die veel katholieke huisgezinnen zou bereiken. In 1946 werd hij benoemd tot hoogleraar christelijke archeologie en liturgie. Internationaal maakte hij naam met zijn studie over Aurelius Augustinus, Augustinus de zielzorger (1947). In 1955 volgde zijn benoeming tot gewoon hoogleraar in de schoonheidsleer en kunstgeschiedenis, de christelijke archeologie en iconografie. Hij stond bekend als een enthousiast docent. Met de bestuurlijke kant van het hoogleraarschap hield hij zich niet bezig en hij bezocht ook vrijwel nooit congressen of symposia. Hij had een aansprekende en bevlogen stijl van schrijven, waaruit een sterk religieus besef sprak. Zijn Atlas van de Westerse beschaving (1951) en Atlas van de Oudchristelijke wereld (1958) zijn in diverse talen vertaald en worden internationaal nog steeds door zowel studenten als docenten gebruikt. In de jaren zestig toonde Van der Meer zich een tegenstander van de modernisering van de Nederlandse katholieke kerk. Na zijn emeritaat in 1974 bracht hij de laatste jaren van zijn leven in eenzaamheid door.
Van der Meer werd in 1950 gevraagd lid te worden van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. In 1978 verscheen een herdruk van zijn proefschrift uit 1938 gelijktijdig in het Nederlands, Duits, Frans en Engels. Hij ontving in 1980 de Karel de Grote-prijs van de stad Nijmegen.