Gerrit Achterberg is een van de belangrijkste dichters in de twintigste-eeuwse Nederlandse poëzie. In 1931 verscheen zijn debuutbundel Afvaart, al had hij in 1925 met zijn vriend Arie Dekker De zangen van twee twintigers gepubliceerd, een bundel waar hij later afstand van nam. In 1939 volgde Eiland der ziel. Tussen 1944 en 1947 publiceerde Achterberg tien bundels, in 1949 werd En Jezus schreef in ’t zand bekroond met de P.C. Hooft-prijs. Voor Ballade van de gasfitter (1953) kreeg hij de Poëzieprijs van de gemeente Amsterdam. De bloemlezing Voorbij de laatste stad uit 1955, samengesteld door Paul Rodenko, gaf Achterberg een nog groter publiek. In zijn oeuvre is de dood van een verloren geliefde een hoofdthema.
‘Achterberg overschrijdt door de macht van zijn woord iedere vorm van het gewone menselijke zijn en verheft zich tot de sfeer, waarin de mens tot bewustzijn van zijn oorsprong geraakt,’ schreef de jury. ‘Het dichterwoord van Achterberg reikt naar het absolute, naar het zijn boven ruimte en buiten tijd, verder dan leven en dood. Het is terecht wel gekwalificeerd als magisch of als bezwerend. (…) Achterbergs poëzie schudt ons wakker en ontstelt ons. Door haar zien wij een afglans van de wereld, waartoe wij in wezen behoren. Wij worden bewust van wat wij in waarheid zijn.’