De vorm correspondeert in hoge mate met de complexe inhoud, vond de jury, met de vele subthema’s en beeldverwijzingen door het boek heen.
In drie episodes – ‘Oskar Vanille’, ‘Het Systeem’ en ‘Scherm der reflexie’ – wordt de groei naar volwassenheid beschreven van Edo Mesch, een eenzelvige jongen die om zijn emoties en verwarring de baas te blijven het onzichtbare leven zichtbaar wil maken en de wereld in een systeem wil vangen.
‘In een brieffragment dat aan de roman voorafgaat, introduceert de auteur het boek met de zinsnede: “En het kostte me zowaar moeite om te achterhalen waar dat boek over gaat”’, aldus het juryrapport, ‘en dan volgt een veelomvattende opsomming:
Het gevoel van onbeweeglijkheid dat het jongetje ontdekt, het allesomvattende systeem van de puber, het ondoorgrondelijke van gebeurtenissen, de liefde voor de moeder; de groeiende afstand tot de anderen, het scherm der reflexie, niet uit te bannen kinderlijke verlangens, rede versus intuïtie, het zoeken naar eenheid, gedrag, het construeren van de eigen goddelijkheid, het voortdurend zichzelf gadeslaan, almacht en impotentie, het schrijven, de orde van het verhaal...
Opwaaiende zomerjurken blijkt inderdaad een roman die in zijn thematiek even breed als kernachtig is en alleen al in dat opzicht uitsteekt boven veel van wat er het afgelopen jaar aan literaire jeugdherinneringen is verschenen.’
Het boek was ongemeen goed ontvangen én verkocht: in oktober 1980 verscheen de 19e druk, in december waren er 95.000 verkocht. Opwaaiende zomerjurken was Oek de Jongs romandebuut en zijn tweede boek. Hij debuteerde in 1977 met de verhalenbundel De hemelvaart van Massimo (bekroond met de Reina Prinsen Geerligsprijs).
‘Tijdens het schrijven van het boek dacht ik dat ik te extreem was geweest,’ zei De Jong in een interview met de Leeuwarder Courant. ‘Uit reacties van lezers bleek het tegendeel. Dat deel van het leven wat altijd onzichtbaar blijft, dat altijd verzwegen wordt, bleek nog veel groter te zijn dan ik vermoedde.’ Zijn boek paste in een nieuwe traditie, signaleerde hij: ‘Ik las een interview met een criticus van Le Monde. Hij zei dat wat je op het ogenblik in de romanliteratuur ziet, is dat alle grote systemen weggevallen zijn en dat wat auteurs uiteindelijk nog kunnen doen, is een theorie over zichzelf maken. Dat gegeven, het formuleren van een zuiver persoonlijke perceptie van de wereld, zie je nu heel sterk.’
‘Er is op Opwaaiende zomerjurken niets aan te merken,’ schreef Carel Peeters in Vrij Nederland. ‘Het is een roman die ik nog wel enige tijd onder handbereik zal hebben. – Er wordt niet elke dag een schrijver geboren.’
En Hans Warren van de Provinciale Zeeuwse Courant had ‘zelden een verhaal gelezen waarin op zo overtuigende manier een jongen tussen kind en man werd neergezet, nu eens met de haast angstaanjagende wijsheid van een terugblikkende, gedesillusioneerde volwassene, dan weer als een kind spelend met de kinderen; en alles, zowel het een als het ander, is doordrenkt met erotiek.’