Het gevoel dat je gedragen wordt: een anekdote van Edgar Cairo

door Dean Bowen

Het onlangs door het Literatuurmuseum verworven archief van schrijver Edgar Cairo zit vol bijzondere documenten, foto’s en prullaria. Toen Dean Bowen een kijkje nam in dit archief, moest hij enorm gniffelen om een korte door Cairo opgetekende anekdote.

 

Met enige regelmaat kom ik terecht in gesprekken over de politieke implicaties van mijn schrijverschap. Voor een vrij uitgesproken schrijver die de politieke thema’s van zijn tijd niet schuwt, is dat niet vreemd. Uiteindelijk hebben de woorden die we de wereld in helpen in het beste geval een beklijvend effect. Je hoopt dat de boeken, essays en gedichten die je schrijft schuren, resoneren, of op een andere manier de wereld van je lezer weten op te rekken. Dit alles opdat de wereld waarin je ze achterlaat net iets rijker van perspectief is dan deze was de dag ervoor. Toch is er vaak iets merkwaardigs aan deze gesprekken.  

 

Als Zwarte schrijver vind ik de manier waarop wordt omgegaan met mijn literaire productie een fascinerende. Niet in de laatste plaats omdat het lichaam dat dit werk produceert nu eenmaal op een specifieke manier zichtbaar is, ook omdat deze zichtbaarheid gevolgen heeft voor de manier waarop de stem of toon van het werk ontvangen wordt. 

 

 

Wellicht is het daarom ook zo belangrijk om ons te verhouden tot literaire voorouders

 

 

Dit alles is op zichzelf natuurlijk niet problematisch. Allemaal hebben we op meer of mindere wijze te maken met de impliciete en expliciete consideraties die ons lichaam met zich meebrengt en die ons, afhankelijk van de context, dwingen op een specifieke manier dat lichaam te navigeren. De effecten hiervan zijn van allerlei maatschappelijke en sociale mechanismen afhankelijk. Iemand die beweegt en beleeft vanuit een gemarginaliseerde positie heeft gewoonweg te kampen met een ander soort waardering van de expressie van hun identiteit dan mensen die makkelijker te scharen zijn onder de norm.  

 

Wellicht is het daarom ook zo belangrijk om ons te verhouden tot literaire voorouders. Omdat er in hun oeuvres en geleefde ervaringen handreikingen te ontwaren vallen die herkenning, aarding of soms gewoon troost kunnen bieden aan hen die, decennia later, vergelijkbare situaties ondergaan. 

 

Toen ik onlangs het ongelooflijke privilege had om in het zojuist door het Literatuurmuseum geacquireerde archief van schrijver Edgar Cairo te duiken, vond ik enorm veel bijzondere documenten, foto’s en prullaria. Ik hoopte tegen het manuscript van De smaak van Sranan Libre aan te lopen. Een hoorspel en roman op basis waarvan ik een essay schreef dat in de bijzondere bundel Dat wij zongen verscheen eind vorig jaar. Edgar Cairo is voor mij een zeer belangrijke schrijver. Een unieke stem in de Nederlandstalige letteren die nog altijd te weinig wordt gevierd. Ik kwam dat specifieke manuscript echter niet tegen in de eerste paar dozen waarin ik zocht. Mijn oog viel op iets heel anders.  

 

Edgar Cairo, voordragend uit Kollektieve schuld in Hot Theater te Den Haag, 1976. Fotograaf Jan Stegeman, collectie Literatuurmuseum

'Daar stond hij, Edgar Cairo, in zijn postkoloniale eenzaamheid'

Lees meer

In een map vol niet aan elkaar gerelateerde documenten vond ik een door de man zelf opgetekende anekdote. Het korte stukje tekst leek te zijn komen rollen uit een matrixprinter en met pen waren er aanpassingen in de tekst aangebracht. Accenten. Ik vermoed dat het hier om een uitprobeersel voor een scenario of hoorspel gaat. In het korte fragment schetst hij een ogenschijnlijk alledaagse ontmoeting. Een zwarte man die bij een vriend langsgaat. Een witte vriend, benadrukt de met pen geschreven verbetering. Deze vriend heeft nog twee mensen op bezoek. Een Braziliaan en een Fransman. Beiden wit.  

 

De terloopsheid van de interactie doet alledaags aan. Vooral wanneer de frictie zich opdringt. In een paar regels schetst Cairo het zo herkenbare micro-conflict tussen hen die zich identificeren als de norm, en de ander, wiens expressie het te ridiculiseren element blijkt. Zelfs de Braziliaan, hoewel zelf ook product van het Europese koloniale project, of wellicht vanwege dat project, begrijpt niets van de afwending van de Europees religieuze norm die de Surinaamse man uitdrukt.  

 

Begonnen vraag te stellen aan me: Vanwaar kom je? 

Ik : Suriname, oudkolonie van dit Holland-land! 

Ben je gedoopt? Welk geloof heb je? 

Ik: ik ben katholiek, dat wil zeggen, van doopsel. Ik kon er niets aan doen, geloof me.  

Want tegenwoordig doe ik aan voodu 

Wat?! Maar…hoe…hoe kán je in zoiets geloven? Prakitizeer je voodu? 

Stilte…… 

Ik: Ja hoor! Elke dag bid ik voodu-gebeden! Ik ga zelfs naar de voodu-tempel! Jullie geloven me niet hè? Wel, ik ga je één ding zeggen: Jij bent witmán, zorg dat jij in jezelf gelooft. IK moet zorgen dat ik in mezelf geloof als neger! En dat doe ik met trots, met al me ziel aan me! 

 

Het is precies de soort verontwaardiging die ikzelf ontvang wanneer ik toegeef dat ik het zoveelste canonieke werk niet gelezen heb

 

 

En hoewel dit fragment onschadelijk lijkt, is het juist in de beschrijving van deze verontwaardiging, dat ik me gezien voel. Het is namelijk precies de soort verontwaardiging die ikzelf ontvang wanneer ik, als het weer eens gaat over mijn werk of de schrijvers die mij beïnvloeden, toegeef dat ik het zoveelste canonieke werk niet gelezen heb of, vaak nog veel erger, niet goed vond. Dat ik mij verhoud tot een alternatieve canon. Dat andere Caraïbische schrijvers of anderzijds schrijvers uit de marge wellicht van meer betekenis zijn geweest op mijn literaire volwassenwording. 

 

De taal, de stem, en syntaxis van deze regels scheppen een tactiele ervaring. Een die me, terwijl ik me in het Literatuurmuseum tussen dozen nog ongesorteerde archiefstukken begeef, enorm doet gniffelen. Er is iets magisch aan het gevoel dat je gedragen wordt. Zeker als iemand dat in achttien regels voor elkaar weet te krijgen. En wellicht is dat de noodzaak van het benadrukken van de urgentie ruimte te scheppen voor alternatieve stemmen, oeuvres en canon. Al was het enkel om een ander eenzelfde soort magie te gunnen. Waarbij de subtiliteit van de geleefde ervaring zich in je vezels nestelt via de woorden van een ander waarin je thuis mag komen. 

 

 

Tekst door Edgar Cairo, collectie Literatuurmuseum