Anton de Kom, de man die ons met zijn leven en zijn werk liet zien wat werkelijke beschaving is

Raoul de Jong bekeek in het Literatuurmuseum de ongepubliceerde teksten van Anton de Kom, de grote inspiratie achter zijn boek Jaguarman. ‘Een van de eerste woorden die ik las was ‘tiegrieh’, jaguar. Dat was al gek. Maar het werd gekker.’

 

Het verhaal van Anton de Kom zit vol wonderlijke kronkels. Niet alleen werd Wij slaven van Suriname pas zevenentachtig jaar nadat het werd uitgegeven de bestseller die het al zevenentachtig jaar had moeten zijn; ook wordt er in het Literatuurmuseum een archief bewaard vol met door De Kom geschreven teksten die nooit werden uitgegeven (al komt daar op 22 februari 2022 verandering in). Een van die teksten is een nooit verfilmd filmscript, genaamd ‘Oost is oost. West is west’. Anton schreef het in 1935, slechts een jaar nadat hij Wij slaven van Suriname publiceerde.  

 

Van vergeten verzetsstrijder tot held in een jeugdboek

Lees meer

Ik ontdekte dit in het voorjaar van 2021, kort voordat ik hoorde dat er in 2024 of 2025 een film over het leven van Anton de Kom zal komen en dat ik daarvoor het filmscript mag schrijven, samen met scenarioschrijver Philip Delmaar. Dat voelde als een enorme eer – Anton de Kom is een van de schrijvers van wie ik het meest hou, de grote inspiratie achter mijn boek Jaguarman – maar ook een beetje griezelig: ik heb nog nooit een filmscript geschreven en De Kom heeft werkelijk bestaan: zou hij het ermee eens zijn dat ik de schrijver ben die gevraagd is om zijn levensverhaal te vertellen? Ik hoopte op een teken, iets waardoor ik zou begrijpen dat ik dit mocht doen en hoe ik het aan moest pakken. En dus ging ik de dag nadat ik hoorde dat het Filmfonds ons filmplan een go had gegeven langs in het Literatuurmuseum om zijn eigen filmscript te lezen, aan een tafeltje in de studiezaal.  

 

 

Het draaiboek ‘Oost is oost. West is west’, met uitwerking van de personages en de scènes. Collectie: Literatuurmuseum

 

 

Het hele filmplan bestaat uit vier volgeschreven schriften met het verhaal van de film, een groot draaiboek met uitwerking van de personages en de scènes, en het filmscript zelf: 338 uitgetypte pagina’s. Ik sloeg het open op een willekeurige bladzijde en een van de eerste woorden die ik las was ‘tiegrieh’, jaguar. Dat was al gek. Maar het werd gekker.  

 

Ik zat net in een fantastische dansscène, toen de deur openging en filmmaker Ida Does naar binnen stapte, de regisseur van onder andere de documentaire over de slavernijtentoonstelling in het Rijksmuseum. Ze had me al eens gemaild, maar we hadden elkaar nog nooit ontmoet. Naast Ida stond Antons negentigjarige dochter Judith de Kom. Ze hadden juist die dag besloten om door de schriften te bladeren waarin Anton de verhalen over de spin Anansi had opgeschreven, die hij ooit voor het slapengaan aan Judith en haar broers vertelde. Van lezen kwam weinig die middag. In plaats daarvan gaf ik Judith een exemplaar van Jaguarman en we lachten, spraken en huilden een paar uur lang om de held die ons hier samen had gebracht.

 

Uiteindelijk las ik het filmscript in mijn eigen huis, een digitale, ingescande versie. Op mijn leesstoel, in de zon. In twee dagen had ik het uit. Ongeveer zoals ik lang geleden Wij slaven van Suriname in drie dagen tijd had uitgelezen, op een zitstoel in de bibliotheek. Dit keer had ik me aangekleed zoals de schrijver zelf: in een grijs pak, met een bloemencorsage.

 

 

Raoul de Jong met Judith de Kom in de studiezaal van het Literatuurmuseum

 

 

Het hoofdpersonage van ‘Oost is oost. West is west’ is Tjiboe. De Kom omschrijft de acteur die hem zou moeten spelen: ‘Een mooie Surinamer tussen 30-38 jaar. Donkerbruin. Slank. Zwart kroeshaar. Mooi gebit (hagelwitte tanden). Ongeschonden lichaam. Hoog voorhoofd. Donkere ogen, of donkerbruin. Intelligente type. Baardeloos.’ 

 

Tjiboe stamt af van de helden van de Surinaamse geschiedenis, de marrons. De dappere mannen en vrouwen die tijdens de slavernij op de Europese plantages het Surinaamse regenwoud in vluchtten en daar nieuwe steden en dorpen oprichtten, waarin ze konden leven in vrijheid.

 

Op een dag verschijnt er een vriendelijke Nederlandse botanicus in Tjiboes dorp, Dr. Hartman – ‘een knappe blanke, ongeveer 50 jaar. Forsch van postuur. Intelligente type. Puntbaard snor en een bril op’. Dr. Hartman vertelt Tjiboe zoveel mooie dingen over Nederland, dat Tjiboe uiteindelijk besluit om het regenwoud te verlaten en naar Nederland te reizen, waar het hart van deze film zich zal afspelen. Maar voor we beginnen met dát verhaal, vertelt De Kom het verhaal van Tjiboes voorouders. Het is dezelfde geschiedenis die hij in Wij slaven van Suriname vertelde, prachtig en overrompelend. Dit keer vertelt hij die met een dans. 

 

 

Loeala en Tjiboe dansen in snelle correcte voetbewegingen. Hun hoofden met dreigende  starende ogen vooruit. Tempo hoog opgevoerd (heftig). 

 

 

Eerste pagina van het uitgetypte filmscript van Anton de Kom. Collectie: Literatuurmuseum

 

 

Op verzoek van Dr. Hartman dansen Tjiboe en zijn vriendin Loeala de dans van de ‘Tiegrieh’, de jaguar. Zo krachtig, dat Dr. Hartman een soort visioen krijgt: plotseling is hij in Afrika, in het dorp van Tjiboes voorouders, op de dag dat daar voor het eerst witte slavenhalers (Blanke A en Blanke B) verschijnen, met touwen, zwepen en revolvers. Dr. Hartman ziet hoe Tjiboe en Loeala door de slavenhalers op de grond worden gedwongen, vastgebonden en weggesleept. Hoe ze in Paramaribo ‘verkocht’ worden op een slavenmarkt en hoe ze vervolgens gedwongen worden om op een plantage te werken, onder dreiging van de zweep. 

 

 

Blanke. ‘Het land moet gecultiveerd worden en de beschaving.’ 

Tjiboe. ‘Wij zelf beschaving heeft, wil van U niet leren. (….) Wat wil u toch? U beschaving ons kan maken gelukkig, denk U dat?’ 

 

De Kom laat Tjiboe prachtig verwoorden waar de ‘beschaving’ van de Europeanen in de praktijk op neerkomt. Aan het einde van de werkdag zegt hij verdrietig: ‘Ik niet meer zien hooge boomen. Vogelenzang ik niet meer hoor.’  

 

Het is precies wat ik zelf zo vaak voel, tussen de flatgebouwen en de razende auto’s in Rotterdam. Hij laat ook zien dat er een uitweg is: naast Tjiboe verschijnt een soort Afrikaanse geest, gekleed in een zijden hemd ‘met goud en zilver gegarneerd’. Hij wijst Tjiboe en Loeala de weg terug naar de vrijheid, het Surinaamse regenwoud in, waar ze de hoge bomen weer kunnen zien en de vogels weer kunnen horen.  

 

Wat Tjiboe meemaakt nadat hij naar Nederland reist om Dr. Hartmans ‘beschaving’ met zijn eigen ogen te zien, is overduidelijk geïnspireerd op de ervaringen die De Kom zelf in Nederland heeft gehad. Tjiboe krijgt te maken met de ene na de andere teleurstelling, met racisme en onrechtvaardigheid. Toch is hij nooit zielig. Integendeel: op subtiele wijze maakt De Kom zijn hoofdpersonage steeds een beetje superieur.  

 

In Amsterdam vindt Tjiboe een baantje in de havens. Tijdens hun werk dragen hij en zijn collega’s allemaal hetzelfde werkpak, maar als ze erna een glaasje gaan drinken, dragen Tjiboes witte collega’s ‘eenvoudige colbert kostuums’, terwijl De Kom Tjiboe een ‘chiek grijs of lichtbruin kostuum naar laatste Engelse snit’ laat dragen.  

 

In het café ziet Tjiboe hoe een man een vrouw te lijf gaat met een mes, na een ruzie. Dit, schrijft De Kom, is ‘Tjiboes eerste ontmoeting met een tak der Europeesche beschaving’. Tjiboe begrijpt dat hij niets met deze tak te maken wil hebben. In de volgende scènes zien we hem steeds omringd door ‘schriften, boeken, kranten, pen en inkt’. Tjiboe is niet alleen stijlvol, ook mentaal is hij een soort superheld. Hij leert zichzelf lezen en schrijven, zodat hij in deze wereld kan functioneren. En het lukt. Zonder met een vingertje te wijzen, maakt De Kom heel duidelijk wie hier werkelijk beschaafd is.  

 

 

Het uitgeschreven scenario van ‘Oost is oost. West is west’ in vier schriften. Collectie: Literatuurmuseum

 

 

En toch is de schrijver niet boos op witte mensen. Dat vind ik het prachtigst, deze film is ook voor hen. Waar hij naartoe werkt is verbroedering. Een betere wereld voor iedereen. Hij zet Nederlanders of witte mensen niet per se neer als slecht. Ze zijn vriendelijk tegen Tjiboe. Het racisme waar hij mee te maken krijgt, maakt De Kom duidelijk, komt voort uit onwetendheid. Terwijl Tjiboe met zijn collega’s door Amsterdam loopt, vraagt een van hen of ze in Suriname Maleis spreken. 

 

 

Tjiboe tot Herman. ‘Hmm. Ik niets begrijp. Jullie hebben hier school en jij niet weet dat in Suriname ons praat Surinaamsch.’ 

Herman. ‘Ja jongen, er is nog heel veel dat men ons niet leert.’ 

 

Onmiddellijk daarna komt Tjiboe in aanraking met een witte moeder die iets racistisch over hem zegt tegen haar zoontje. Tjiboe weet nu door welk misverstand dit veroorzaakt wordt en De Kom laat hem dit misverstand onmiddellijk uit de wereld helpen, met hulp van moeder natuur: 

 

 

Blanke (moeder). ‘Kijk daar heb je een zwarte, boeh…’ 

Tjiboe. ‘Wat is boeh? Tjiboe is mensch net als U.’ 

Tjiboe tot jongen. ‘Geef me de hand jongen?’ 

Jongetje. ‘hoe heet u menheer?’ 

Tjiboe. ‘Tjiboe ik heet.’ 

Jongetje. ‘Dat is een mooie naam.’ 

Pauze 

Jongetje. ‘Hoe komt het dat u donker ben?’ 

Tjiboe. ‘Ik geboren ben in het land van altijd zonneschijn.’ 

Jongetje. ‘Ja’ 

Tjiboe, met een arm wijzend in verschillende richtingen. ‘Kijk, hier woont witten, daar gekleurden, hier witte bloem, daar rood-geel bloem. Zoo is het. Onthoud goed broer, dit.’ 

 

En, o, ik zou van de daken kunnen roepen hoe groot en hoe mooi ik het vind, dat hij Tjiboe dit laat zeggen. Hoeveel dat betekent als je de hele geschiedenis kent, en wat een cadeau het is, niet alleen aan mensen zoals ik, maar aan iedereen. Maar als ik dat echt goed wil uitleggen, heb ik nog duizenden woorden nodig, en bovendien heb ik er al een heel boek over geschreven, dus voor nu alleen maar dit: ik hoop dat er iemand intelligent genoeg zal zijn om dit script op te pakken en het daadwerkelijk te verfilmen. Het zou me niet verbazen als dat gebeurt, want De Koms verhaal zit vol wonderlijke kronkels. Ik stel me graag ter beschikking, als het eenmaal zover is.

 

Tot die tijd tikken Philip en ik strijdvaardig verder aan het script over Onze Lieve Anton zelf, in onze pakken met bloemencorsages. Het is het minste wat we terug kunnen doen voor een van de grootste helden die Nederland ooit heeft gehad, de man die ons met zijn leven en zijn werk liet zien wat werkelijke beschaving is. 

 

Wordt vervolgd.