Poëzie als programmeertaal: Krol als computer-programmeur
De eerste keer dat ik iets las van Gerrit Krol, was in een gedichtenbundel van Rutger Kopland, Een lege plek om te blijven (1975). Ik moet een jaar of veertien, vijftien zijn geweest en had in de boekenkast van de moeder van mijn beste vriendin enkele van zijn bundels ontdekt. Een lege plek om te blijven is een paradoxale titel, zoals het werk van Kopland vaker schijnbare tegenstrijdigheden bevat, spanning oproept zonder die op te lossen, afgetekend onbepaald blijft. Het motto van Krol, op de linkerzijde van de eerste pagina, daarentegen, was heel helder: ‘Als je niet elke dag met een stok in je ziel roert, dan vries je dicht.’
Groter, vond ik na lezing van de bundel, kon het contrast tussen Krols klare woorden en de zoekende, licht-melancholische gedichten niet zijn – tegelijkertijd was de insteek duidelijk: elk gedicht was een uitnodiging om te blijven denken, voelen.
Ik heb dat motto altijd zo gelezen: dat poëzie, kunst, die stok was om mee te roeren, kunst tégen de stilstand en verharding.
Romans, essays, columns, brieven en gedichten: het zijn allemaal manieren om het leven in letters te laten lopen. De gedachten, gevoelens van het individuele bewustzijn te laten vloeien.
En het leven ís verwarrend, de ziel kán koud worden.
De VPRO vroeg Gerrit Krol, schrijver van het gevierde Het gemillimeterde hoofd, begin 1976 voor een wekelijkse rubriek in de televisiegids, een column op ‘de twee’ over ‘communicatie’ en ‘radio en TV in het bijzonder’. Krol was begin veertig, had wiskunde gestudeerd en werkte als systeemontwerper bij de Nederlandse Aardolie Maatschappij en Shell. Hij hield de column bijna twee jaar vol, schreef dus bijna honderd stukjes. Krols stijl is beknopt, niet mystiek of metafysisch, maar concreet, nauwkeurig, ondubbelzinnig. Hij probeert in zijn columns de merkwaardige dualiteiten van het leven te verzoenen, zoals – in zijn woorden (27 november 1976, #49) – twee rechterhanden ook in elkaar passen. De poëzie van Krols columns zit in de verwondering, de frisse blik waarmee hij de dagelijkse dingen bekijkt. Of, zoals het juryrapport van de Constantijn Huygens-prijs 1986 het verwoordde: omdat denken en doen en denken en emotie in zijn werk samengaan, is Krol ‘altijd verteller; wat iemand denkt, krijgt bij hem een plaats in alledaagse omgevingen’.