Structuur was Rascha Peper niet vreemd

Elke auteur heeft een andere werkwijze. De een maakt eerst een uitgebreid schema, de ander kiest liever voor een vrijere structuur. Anne van den Dool bekijkt in het Literatuurmuseum aantekeningen van Rascha Peper, en ontdekt dat zij alles al had uitgedacht voordat ze haar pen op het nette schrijfpapier zette.

Schrijven is een combinatie van creativiteit en discipline: zonder verrassende gedachten ontstaat er geen originele tekst, en zonder vasthoudendheid komt die tekst er niet. Afhankelijk van de verhouding tussen die twee eigenschappen kiest elke auteur een andere werkwijze: de een tekent een groot raster op de muur van de woonkamer en plakt dat vol met post-its die ieder een gebeurtenis in een bepaald hoofdstuk symboliseren, de ander kiest liever voor een vrijere structuur waarin alles wat het hoofd binnenvalt op papier verschijnt. 

 

Het is als een verhaal dat mijn gedachten binnen komt fladderen, en dat ik zelf op dat moment ook voor de eerste keer lees

 

Zelf was ik tot nu toe meer van die laatste categorie: ik moet me er tijdens het schrijven toe zetten zelfs maar een plot in gedachten te houden. Het verhaal vormt zich terwijl ik het bedenk, en dat maakt het schrijven voor mij juist zo plezierig: het is als een verhaal dat mijn gedachten binnen komt fladderen, en dat ik zelf op dat moment ook voor de eerste keer lees.

 

Rascha Peper lijkt juist van het eerste soort schrijvers, als we afgaan op haar schriften in de archieven van het Literatuurmuseum. Neem bijvoorbeeld Rico’s vleugels, dat verhaalt over een rijk echtpaar, Eduard en Cecile Rochèl-Rondee, dat op de Filippijnen een kostbare schelpencollectie heeft opgebouwd. Wanneer zij terugkeren naar Nederland wordt hun leven opgeschud door de veertienjarige Rico Gabrieli, die hen komt helpen bij het ordenen van de collectie. Eduard wordt tot over zijn oren verliefd op de jongen, met alle gevolgen van dien. 

 

Over de opbouw van Rico’s vleugels is zorgvuldig nagedacht, blijkt uit Pepers aantekeningen: elk van de zes hoofdstukken beslaat een dag, op het derde hoofdstuk na, dat over de donderdag en de vrijdag gaat. Het verhaal begint op dinsdag, met als drie belangrijkste elementen ‘Rico strand’, ‘Cecile strand’ en ‘Eduard tuin’, aldus het handschrift van Peper. Deze lijst is vooral een overzicht van de locaties van de personages. 

Een andere opsomming uit haar opschrijfboekje betreft de belangrijkste scènes, opnieuw staccato genoteerd: ‘Inbraak in clubhuis’, ‘Inbeslagname brommer Rico’. Verderop verschijnt een lijstje met deze hoofdstukindeling, maar dan juist gefocust op de spanningsboog. Ik probeer me voor te stellen hoe de schrijfster deze zaken neerpende, begeesterd met het gevoel de opzet van haar nieuwste roman in heldere streken op te tekenen. Of kwam dit juist voort uit onzekerheid, uit de gedachte dat fouten in dit skelet uiteindelijk de complete constructie zouden doen instorten?

 

Dat laatste lijkt me minder waarschijnlijk. Peper werkte het zesde hoofdstukkenschema al veel verder uit dan de andere vijf. In aanloop naar die optekening werd ze al steeds uitgebreider: blijkbaar kreeg ze een almaar duidelijker idee van de inhoud van de hoofdstukken. Het schema verschijnt meerdere malen: eerst als een opsomming, later als een daadwerkelijk raster, waarin ze zichzelf ook ruimte heeft gegeven om opmerkingen toe te voegen – een mogelijkheid die ze overigens niet heeft benut, met een lege kolom als gevolg. 

Rascha Peper, hoofdstukkenschema voor Rico's vleugels, collectie Literatuurmuseum

 

Toch lijkt het erop dat Peper niet continu op zulke schematische zaken kon blijven concentreren. Tussen al haar serieuze aantekeningen verschijnt plotseling een tekening van een dinosaurus, de mond grijnzend open, de korte poten onhandig vooruitgestrekt. De behoefte even te droedelen zou kunnen zijn voortgekomen uit de mislukking die Peper op de vorige pagina dacht te hebben begaan: door die aantekeningen staan diepgedrukte kruizen. Of toont deze tekening juist haar blijdschap met het inzicht dat haar zojuist te binnen viel? De laatste zin van de doorgekraste aantekeningen noteerde ze met potlood in plaats van met blauwe pen, alsof ze er nog niet helemaal aan wilde. 

 

Ook het gewone leven sijpelt door, in de vorm van lijstjes met mensen die moeten worden gebeld en treinschema’s die moeten worden nageleefd. Tegelijkertijd vordert het schrijfproces: verderop vinden we een lijst met elementen die nog in het verhaal moeten worden ingevoegd, zoals ‘garnaaltjes die je hand afgrazen’ en ‘de dodelijke steen’. In die details wordt ze duidelijk gevoed door de werkelijkheid: tussen de handgeschreven aantekeningen plakte ze krantenknipsels over schelpen, de zee en aanverwante zaken. 

 

Minstens even handig is zo’n schrift bij het in de gaten houden van de leeftijden. Daar zat Peper blijkbaar ook mee te puzzelen: in welk jaar zijn haar hoofdpersonages geboren, wanneer zijn ze getrouwd, hoe oud waren ze toen? Dat ging duidelijk niet in één keer goed: sommige getallen schreef ze meermaals over. 

 

Hoe razendknap ik dat verre vooruitdenken ook vind, ergens bezorgt het me een gevoel van ongemak

 

In het archief bevinden zich ook getypte vellen waarop de belangrijkste gebeurtenissen in Rico’s vleugels uitgebreid beschreven staan. Werkelijk alles lijkt Peper al te hebben uitgedacht voordat ze haar pen op het nette schrijfpapier zette. Hoe razendknap ik dat verre vooruitdenken ook vind, ergens bezorgt het me – eerlijk is eerlijk – een gevoel van ongemak. Of misschien is het ontzag voor de auteur die alles al heeft uitgedacht en dan moet beginnen aan het monnikenwerk van het schrijven. 

 

In welk deel van het creatieproces zou ze het meeste plezier hebben gehad? Was dat het neerzetten van de eerste verhaalcontouren, het inkleuren van de hoofdstukken, het opzetten van de spanningsboog? Of was dat toch het moment waarop ze eindelijk mocht beginnen? Vanuit mijn eigen werkwijze kan ik me niet anders voorstellen dan dat het dat laatste moet zijn: het moment waarop je het verhaal mag lezen dat zich al die tijd al in je hoofd aan het ontvouwen is. Of misschien kan ik gewoon niet tegen de gedachte aan een zwoegende Rascha Peper, die na maanden voorwerk nu eindelijk al haar eigen verwachtingen moet waarmaken – een beeld dat zich waarschijnlijk enkel in mijn hoofd bevindt.