Toen drong zich die ene gedachte aan mij op: ik heb Anil Ramdas mee naar huis genomen

Notitieboekjes, agenda’s, een leesbril, een asbak met aan de binnenkant nog een waas van as. Voor haar biografie over de in 2012 overleden schrijver Anil Ramdas mocht Karin Amatmoekrim zijn persoonlijke archief mee naar huis nemen. Wat zou hij daar zelf van gevonden hebben?

 

Soms dringt het besef dat je een Surinamer bent zich op onverwachte momenten aan je op. Bijvoorbeeld wanneer je in principe heel wetenschappelijk bezig bent, want de hand hebt weten te leggen op het persoonlijke archief van de schrijver op wiens biografie je hoopt te promoveren, en dat je dan opeens, midden in het maken van een notitie, verstijft en je pen neerlegt. Want je voelt dat je eerst iets anders moet doen voordat je verder gaat, namelijk: toestemming vragen. 

 

Op een mooie dag in juni 2018 had ik mijn allereerste gesprek met de familie van Anil Ramdas. Ik had het plan opgevat om zijn biografie te schrijven; een onderzoek naar zijn werk en de manieren waarop dat resoneerde in een land dat met de opkomst van het rechts-populisme in korte tijd snel veranderde. De ontmoeting met Anils gezin was open, zelfs warm, alsof we elkaar al langer kenden of hadden moeten kennen. Na afloop gaven ze mij toestemming om Anils archief mee naar huis te nemen. Sterker nog: als ik genoeg ruimte in mijn auto had, kon ik het meteen inladen. Het stond allemaal opgetast in de kelderbox. Tientallen dozen, de meeste keurig benoemd: boeken, persoonlijk, divers. De kofferbak van mijn toch behoorlijk grote SUV was al snel vol. De achterbank kon gelukkig neergeklapt worden, en op de passagiersstoel paste ook het een en ander. 

 

Zwaarbeladen reed ik terug naar huis, over de Gooiseweg tussen de Bijlmer en Amsterdam-Centrum, een weg die Anil zelf vaak gereden heeft. De avond viel al toen ik eindelijk de laatste doos mijn werkkamer binnendroeg. Ik had niet gegeten, en honger had ik niet. Mijn nieuwsgierigheid naar de inhoud van het archief was te groot om aan iets anders te denken. Het was donker toen ik de eerste paar dozen opende. Ik had gekozen voor de exemplaren waarop ‘persoonlijk’ stond, misschien omdat ik verwachtte daarin de grootste geheimen tegen te komen, de persoonlijkste ontboezemingen, de sleutels, als het ware, die mij zouden helpen Anil Ramdas in al zijn complexiteit te ontrafelen.

 

Ik liet mijn blik gaan over een handschrift dat me in de jaren erna bijna even vertrouwd zou worden als mijn eigen

 

Het eerste wat ik zag, waren notitieboekjes: kleine, ouderwetse ringblokjes. Van het soort dat in de jaren negentig in stapels lag in de kantoorboekhandels. Lichtgewicht, praktische boekjes met gelinieerde pagina’s die makkelijk opengeslagen konden worden. Ik opende het boekje dat boven op de stapel lag, en liet voor het eerst mijn blik gaan over een handschrift dat me in de jaren erna bijna even vertrouwd zou worden als mijn eigen. 

 

Onder de boekjes lag een koperkleurige asbak. Hij was klein en zwaar. Aan de binnenkant kleefde nog een waas van as. In dezelfde doos zat een aansteker, en ook een leesbril. Beelden van Anil die ik uit de media kende schoten me te binnen: zijn leesbril nonchalant op het puntje van zijn neus, een aansteker in het borstzakje van zijn overhemd, tussen de vingers van zijn linkerhand een sigaret. 

 

Leesbril en notitieboekje uit het archief van Anil Ramdas

 

Ik legde de voorwerpen naast elkaar op mijn bureau, en pakte een stapel notitieboekjes erbij (later zou blijken dat hij er nog tientallen had, vaak vond ik er hele fragmenten in terug uit zijn essays). Ik sloeg er een open, wilde er een aantekening over maken, toen ik stopte. Er overviel me een gevoel dat ik herkende. Iets als een tinteling, ergens in mijn achterhoofd. Ik liet mijn blik over de voorwerpen op mijn bureau gaan. In de doos op de grond naast mijn voeten zaten ook nog agenda’s, oude paspoorten met gaten erin gestanst, een perspas met zijn foto erop, zijn portemonnee, het leer gebogen naar het lichaam van zijn eigenaar, hoe het jaar in en uit in een borst- of broekzak gestopt zat. 

 

Pas toen besefte ik: dit waren Anils heel persoonlijke spullen. De dingen die hij dagelijks aanraakte, met zich meenam, die hij gedachteloos door zijn handen liet spelen als hij over een essay of een column nadacht. Ze waren op een bepaalde, ongrijpbare manier aan hem gehecht, omdat hij eraan was gehecht. En toen drong zich die ene gedachte aan mij op: ik heb Anil Ramdas mee naar huis genomen. Hij is hier, en ik weet niet of hij het goed vindt om er te zijn. 

 

Pas toen besefte ik: dit waren Anils heel persoonlijke spullen. De dingen die hij dagelijks aanraakte, met zich meenam

 

Ik wil niet melodramatisch doen, maar het was alsof de gedachte me werd ingefluisterd door al mijn voorouders. Een zachte, maar dringende opdracht: voordat je verder gaat, moet je eerst toestemming vragen.

 

Later, toen ik in dat biografische onderzoek steeds vertrouwder was geraakt met het werk van Anil, en me min of meer een beeld van hem had gevormd, scheen het me toe dat hij deze voor westerse mensen waarschijnlijk nogal bijgelovige gedachten heel normaal zou hebben gevonden.

 

Identiteit, in Ramdas’ perceptie, had een gefragmenteerde vorm. Een mens neemt van wat hem is aangeleerd (cultureel, religieus, wat dan ook) wat hem het beste past. De rest laat hij achterwege. Migratie is een versnelling, of een benadrukking van dat proces. Hij zou best hebben begrepen dat zelfs een rationeel wezen (zoals ik in elk geval trachtte te zijn) nooit helemaal vrij was van traditionele of culturele manieren en overtuigingen. Mijn bijgeloof was als een toevoeging op de eigenschappen die ik me later in Nederland had aangeleerd. Een extra superkracht, zou ik willen zeggen. Want wie meer perspectieven toevoegt, ziet meer, en begrijpt ook meer. 

 

Paspoort en asbak uit het archief van Anil Ramdas

 

Ik dacht aan een neef van mij. Hij is boswachter in een aan hem toegewezen deel van het uitgestrekte oerwoud van Suriname. Hij vertelde me eens dat voordat hij het bos betreedt, hij een moment stilstaat en in stilte toestemming vraagt om binnen te komen. Op mijn verbaasde respons na dat verhaal, reageerde hij: ‘Je gaat toch ook niet zomaar iemands huis binnen, zonder te vragen?’ 

 

Ik sloeg Anils notitieblokje dicht, legde de spullen die ik had gepakt voorzichtig, bijna ceremonieel, terug in de doos. Zonder een idee te hebben wat ik nu moest doen, zat ik een poosje in die stille werkkamer, keek naar buiten over de donkere straat. Daarna ben ik naar bed gegaan, mijn gedachten bij Anil en de spullen die in mijn huis stonden. Toen ik de volgende ochtend wakker werd, en besefte dat ik rustig had geslapen, en dat niemand me in mijn dromen was komen plagen, interpreteerde ik dat als toestemming.

 

Daarna is het onderzoek begonnen, zonder onderbreking van Surinaamse geesten of bijgeloof. En ik denk graag dat het respect voor de grenzeloze spirituele verbinding dat Surinamers van huis uit meekrijgen, in elk geval een beetje daarbij heeft geholpen.  

 

Anil Ramdas in De Balie in Amsterdam, 1991. Foto: Gerrit Serné 

De biografie In wat voor land leef ik eigenlijk? Anil Ramdas, onmogelijk kosmopoliet verscheen in september 2023. Daarna is het archief van Anil Ramdas ondergebracht bij het Literatuurmuseum.