Een schrijverschap kan zich al vroeg openbaren. Vrijwel alle kinderen houden van avontuur, boomhutten bouwen, spelletjes bedenken, maar bij de schrijver in spe zou je misschien een bovengemiddeld groot verlangen kunnen ontdekken om dit alles op schrift vast te leggen (zelf liep ik eens van huis weg met een knapzakje vol duplo, schrift en pastelkrijt in de vuist geklemd, klaar om de wijde wereld op te tekenen).
Ook Rutger Kopland (pseudoniem van Rudi van den Hoofdakker) begon al jong met schrijven. De allereerste archiefstukken die het Literatuurmuseum van hem heeft, stammen uit zijn vroege jeugd. Maar weinigen weten bijvoorbeeld dat Rudi ooit lid was van een berucht genootschap, de Apensioux genaamd (wachtwoord: Vang den mustang), een club die samenkwam bij een zekere Grote Eik en die zorgvuldig bijhield wat men van plan was. Zoals het een club betaamt, was er een reglement.
Art. 1: Wie de club verraad, wordt doodverklaart.
Art. 2: Als men in de boom wil, moet men het wachtwoord zeggen.
Art. 3: Elk nieuw lid moet om aangenomen te worden, de ceremonies ondergaan (vliegmachine klap, naam in bloed)
etc…