F. Starik
(1958-2018)F. Starik (ps. van Frank von der Möhlen) schreef romans, maakte muziek, was een performer, fotograaf, beeldend kunstenaar, coördineerde ‘De Eenzame Uitvaart’ in Amsterdam, maar bovenal was hij een van de meest levendige en eigenzinnige dichters die de poëtische jaren tachtig hebben opgeleverd.
Zelfportret
door F. Starik (1958-2018)Op dit Zelfportret met zakdoek is het gezicht van Starik niet te zien: hij snuit zijn neus. Net als schrijven en dichten doet hij ook dat met alle mogelijke aandacht. Er gaat veel energie schuil in het gebaar: je krijgt bijna het gevoel dat met de zakdoek ook het schilderdoek verfrommeld gaat worden. Het heeft een flink formaat, als vrijwel alle kunst die hij maakte. Maar ook heeft de handeling iets kwetsbaars: Starik verstopt zich, naar de uitdrukking moet je raden.
De kwetsbare kant van Stariks werk kwam het meest tot uitdrukking in de boeken die hij over zijn moeder schreef. Moeder doen uit 2015 vertelt wat er gebeurt wanneer bij haar het proces van alzheimer begint. Kaal en zakelijk zijn de zinnen, maar daarom niet minder geladen: ‘Deze winter zal ze uitglijden, op een dag zal het glad zijn, moeder gaat het hondje uitlaten, ze breekt haar heup. Ze moet naar een ziekenhuis.’
Starik overleed in 2018, toen hij nog volop bezig was aan de opvolger. Dat boek werd afgemaakt door de dichter Vrouwkje Tuinman, die ook zijn levensgezel was. Ze stelde een boek samen dat Klaar heet, waarop een foto staat van een blijmoedige moeder, en een deemoedige zoon – en dat de ondertitel Afscheid van moeder en zoon kreeg.
F. Starik
door Jans Muskee (1961)F. Starik was een exuberante romanticus die zijn poëzie vol vuur voor het voetlicht bracht, en die naar eigen zeggen ‘goed met de dood’ was. Hij debuteerde als dichter in 1987 met de bundel Nepvuur. Hij was ook aanwezig in de bloemlezing met maximale poëzie die een jaar later verscheen, maar wel als fotograaf. Het tekent zijn onvoorspelbaarheid: Starik was er altijd bij, maar vaak niet op een manier die je had kunnen zien aankomen. Hij was in 2010-2011 Stadsdichter van Amsterdam, wat in zekere zin ook een bekroning was voor zijn werk als organisator van de ‘Poule des doods’, een groep dichters die uitvaarten opluisterden waarvoor geen nabestaanden gevonden waren.
Het portret is van de Drentse kunstenaar, Jans Muskee die vaak realistisch te werk gaat en voor deze gelegenheid de werkelijkheid een bijzondere draai gaf. Starik verwoordde zijn reactie in het gedicht ‘Portret’, met strofen als: ‘Ik blik / intens ik zelftevreden / de niet bestaande wereld in’ en ‘Aan mijn kin bungelt een vis / op de plek waar normaal de baard zit / alsof er onder de baard een anus / verscholen is of mijn hoofd.’
Zijn eerste prozawerk noemde hij Mijn leven als museum – een titel die aangaf hoezeer kunst en leven naadloos door elkaar liepen: alles deed hij met volledige toewijding. Onder die titel stelde het Literatuurmuseum in 2019 ook een bijzondere selectie uit Stariks nalatenschap tentoon (gemaakt door Andrea Stultiens en samengesteld door Vrouwkje Tuinman). Een van de tentoongestelde voorwerpen: een rubberen vissenkop.