Gerrit Achterberg
(1905-1962)Gerrit Achterberg was een introverte, obsessieve zonderling die als dichter een unieke plaats in onze literatuur inneemt. Hoofdthema in bijna al zijn duizend gedichten is de verhouding van liefde en dood. De dichter probeert in bezwerend taalgebruik in contact te komen met een gestorven geliefde en wil het verleden tot leven te wekken. Steeds vergeefs.
Gerrit Achterberg
door Frits Woudstra (1956)Gerrit Achterberg is misschien wel een van de meest raadselachtige figuren uit onze literatuurgeschiedenis. Hij is de dichter die in 1937 zijn hospita, met wie hij een relatie had, doodschoot, en vervolgens haar 16-jarige dochter verwondde. Hij werd ontoerekeningsvatbaar verklaard en kreeg jarenlange tbr opgelegd. Ook eerder al werd Achterberg door psychische problemen gekweld en werd hij in psychiatrische klinieken onder meer behandeld voor zijn agressiviteit en suïcidale neigingen.
Het is verleidelijk Achterbergs poëzie te koppelen aan de doodslag in 1937, en het is dan ook vaak gebeurd. De thematiek leent zich er ook voor: in veel gedichten gaat het over de opwekking uit de dood van een verloren geliefde. Maar die simpele gelijkschakeling is niet terecht: de thematiek is al in Achterbergs debuutbundel Afvaart uit 1931 prominent aanwezig. Achterbergs poëzie is daarnaast sterk beïnvloed door de beeldende taal van de Bijbel en de godsdienstige tradities waarmee hij opgroeit.
Kort na de oorlog trouwde Achterberg met Cathrien van Baak. Het paar betrok de tweede etage van de Mariahoeve in Hoonte. Schilder Frits Woudstra voorzag zijn portret van Achterberg van de tekst: ‘Mariahoeve heet het hoge huis’, ontleend aan een regel uit het titelgedicht van Achterbergs bundel Hoonte:
Ik heb van de natuur nog nooit genoten
als hier op Hoonte in de Achterhoek.
Mariahoeve heet het hoge huis.
Achterberg zou een dertigtal bundels publiceren. Hij maakte grote indruk op zowel tijdgenoten als jongere dichters, maar zijn invloed is, vanwege die persoonlijke thematiek en eigenzinnige vormen, soms lastig te traceren. In de jaren vijftig was hij een van de weinige oudere dichters die door de jongeren serieus werd genomen. Uit de regels ‘Met dit gedicht vervalt het vorige, / ik ben mijn eigen onderhorige’, blijkt het obsessieve karakter van zijn dichterschap.
Gerrit Achterberg verschijnt in een gedicht van Gerrit Komrij
door Kees Epskamp (1950-2003)Gerrit Komrij is een dichter die het raadsel niet schuwt. Het masker behoort tot zijn standaarduitrusting, de strakke vormen verpakken groot romantisch leed – of is ook dat ironie? Misschien is Gerrit Achterberg wel Komrijs tegenpool: Achterberg wenste zich een masker, maar verraadde zich bij elke regel die hij aan ‘Gij’ schreef. Daarom misschien dat hij alleen in een hoek van een schilderij opduikt.
Dit dubbelportret van Kees Epskamp is één grote opeenstapeling van vragen. Om te beginnen de titel al: ‘Gerrit Achterberg verschijnt in een gedicht van Gerrit Komrij’. Naar verluidt gaat dit over het gedicht ‘Souvenir’ van Komrij.
Het huis waarin ik zo lang heb gewoond
Woont ook in mij. De fiere gevel die
Zich aan de straatkant scherp aftekent troont
Daarboven met dezelfde acribie.
Daarboven in mijn hoofd. De lange gangen
Vol schemering en half-gedoofde stappen
Doorsnijden hersenen en huis, behangen
Met kille doeken en met lampenkappen.
Het zolderraam dat oorverdovend beeft
Wanneer een vrachtauto passeert, ziet uit
Op een verlaten park. Erover zweeft
Het gruis van een oud feest, zonder geluid.
Het huis zien we staan, en dat het in de dichter zelf woont is letterlijk verbeeld: het wortelt in Komrijs hoofd (en als je het zo opschrijft denk je dus al: het bestaat alleen op literair niveau). De gangen vol schemering en stappen zijn niet te zien, het zolderraam zit niet erg vast blijkbaar, het trilt van passerende vrachtauto’s, rechts. Het verlaten park op de achtergrond. En dan ‘het gruis van een oud feest’, is dat die ballon? De schoenen? Achterberg zelf?
Ook Achterberg heeft een gedicht dat ‘Souvenir’ heet, maar dat lijkt met deze verbeelding niet veel te maken te hebben. We zullen nooit precies weten wat zich in de ‘lange gangen’ van het lege huis heeft afgespeeld.