Jan J.F. Wap
(1806-1880)Jan J.F. Wap
door C.A. Sangster (1819-1866)‘Jan Wap… als dichter niet groter dan de naam…’ kopt De Haagsche Courant in 1970 in een artikel over de mensen achter straatnamen. Hij komt, zo meldt de krant, uit een tijd dat iedereen, die niet als ‘ongeletterde’ door het leven wenste te gaan, zich uitte in regels ‘die geen andere verwantschap met elkaar vertoonden dan dat zij alle lang waren en soms rijmden, vaak tegen de verdrukking in’.
Maar hoewel zijn vaak bombastische gedichten, gelegenheidsverzen en redevoeringen niet veel verschilden met die van veel van zijn nijver dichtende tijdgenoten en ze de tand des tijds niet hebben doorstaan, heeft Wap toch weten te bereiken dat hij nog wel eens vermeld wordt in een uitgebreide literatuurgeschiedenis. En dat er een straat in de Haagse schrijverswijk naar hem is vernoemd.
Dit heeft vooral te maken met de letterkundige studies die hij schreef, zijn vriendschap met de vijftig jaar oudere ‘opperdichter’ Bilderdijk – van wie hij enkele bundels bezorgde en wiens begrafenis hij bekostigde – en de niet te verwaarlozen rol die hij heeft gespeeld in wat later de Vlaamse Beweging zou gaan heten: het laten herleven van het Vlaams als taal met eigen cultuuruitingen. ‘Ga voort, o wakkre Wap… neem taal en Dichtkunst, neem ’t historieblad te baat!’ schrijft Isaac da Costa over hem en zijn strijd voor de taalpolitiek van Willem I. Net als de koning zag Wap het Nederlands als een belangrijk bindmiddel voor het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Van betekenis is ook zijn rol in de zogenaamde 'jongerentijdschriften’ geweest, periodieken uit de jaren twintig van de negentiende eeuw, waarin fel van leer werd getrokken tegen de ingedutte vaderlandse poëzie. Wap schreef veel recensies en artikelen in tal van bladen en groeide uit tot een gevreesd en competent criticus.