Machtsfactor

Dat Nederlandse kinderen nu niet meer werken in fabrieken? Dat is mede te danken aan de literatuur. Een roman kan een politicus meer leren dan een koffer vol beleidsstukken, en dat weten schrijvers ook, die soms door maatschappelijk onrecht worden aangezet tot schrijven.  

Multatuli (1820-1887)

 

In Nederlands-Indië wordt ambtenaar Eduard Douwes Dekker getroffen door de uitbuiting van het volk. Zijn aanklacht hiertegen heeft een van de bekendste boeken uit de Nederlandse literatuur opgeleverd: Max Havelaar (1860), geschreven onder zijn pseudoniem Multatuli dat staat voor ‘ik heb veel geleden’. Het boek wordt niet alleen in Nederland, maar ook in andere Europese landen uitgebracht en vooral geprezen vanwege de literaire kwaliteiten. Douwes Dekker is daarover enigszins teleurgesteld, hij wil vooral het lot van de inwoners beklemtonen, Max Havelaar is voor hem allereerst een politiek pamflet.  

 

Douwes Dekker is de geschiedenis ingegaan als een belangrijk schrijver, die nieuwe vormen uitprobeert en blijft hameren op het op een humane manier oplossen en opheffen van misstanden en onderdrukking. Een jaar na Max Havelaar publiceert hij Minnebrieven, waarin hij benadrukt dat vrouwen door zich goed te ontwikkelen, zich ook kunnen emanciperen. Tussen 1862 en 1877 verschenen, in zeven bundels, zijn Ideën. Ze bevatten een roman (De geschiedenis van Woutertje Pieterse), een toneelstuk en betogen, artikelen, essays, vooral maatschappijkritisch van aard.  

 

Portret van Multatuli, met geschreven tekst "Ik ben uw huishoudster geweest, ja, de huishoudster uwer ziel" uit Minnebrieven en handtekening, 1865. Collectie: Literatuurmuseum

 

 

Meer over Multatuli: 

 

   

J.J. Cremer (1827-1880) 

 

In tegenstelling tot veel van zijn tijdgenoten die kiezen voor historische stof, is het grootste deel van het werk van schrijver en voordrachtskunstenaar Jacobus Jan Cremer gewijd aan de contemporaine werkelijkheid. Met regelmaat staat hij op de barricade: in Anna Rooze (1868) beschrijft hij ongewenste zwangerschappen en de gevolgen voor de vaak heel jonge vrouwen, Hanna de freule (1873) gaat over het recht op stakingen. Ook de oorlogsdreiging en de opkomst van het communisme worden door hem onder de loep genomen.  

 

Het bekendst is Cremer om zijn Fabriekskinderen, een bede doch niet om geld (1863). Kinderarbeid is in die tijd heel gebruikelijk. Cremer schrijft zijn novelle op verzoek van een hoge ambtenaar, die meent dat de wetgeving hierover veel te traag tot stand komt. Cremer krijgt een Leidse textielfabriek te zien en raakt zo onder de indruk van de mistoestanden dat hij zijn geschrift in korte tijd voltooit.  

 

Na grote maatschappelijke druk – er wordt zelfs een petitie naar de koning gestuurd – wordt uiteindelijk in 1874 het zogenaamde Kinderwetje van Van Houten aangenomen. Kinderarbeid in fabrieken wordt tot de leeftijd van twaalf jaar verboden, werk op het land blijft wel toegestaan. Overigens beschrijft Cremer niet alleen mistoestanden, hij spendeert ook een deel van zijn verdiensten aan goede doelen.  

 

 

Prent van Fabriekskinderen uit de Nederlandsche Spectator, 1874. Collectie Literatuurmuseum & Portret van J.J. Cremer, verschenen in Hollandsche Illustratie, 1880. Collectie: Literatuurmuseum. 

 

 

Herman Heijermans (1864-1924) 

 

De sterk politiek betrokken en fel socialistische Herman Heijermans is jarenlang actief als journalist. Met zijn cursiefjes onder de naam Samuel Falkland wordt hij bekend; hij schrijft honderden ‘Falklandjes’, die in negentien bundels Schetsen ook in boekvorm verschijnen. Vanaf zijn debuut met Dora Kremer (1893), over de positie van de vrouw, schrijft Heijermans meer dan zestig toneelstukken, meestal onder zijn eigen naam, maar soms ook onder pseudoniem.  

 

Hij geldt als een belangrijk toneelvernieuwer, die net als bijvoorbeeld Tsjechov stukken wil maken over een misstand of maatschappelijke groepering. Hij keert zich tegen maatschappelijk onrecht en wil zijn publiek aanzetten tot opstand door de kwetsbare mens te laten zien in een bedreigende situatie, zoals in Op hoop van zegen uit 1900. Het stuk gaat over de kloof tussen de rijke reders en de arme vissersbevolking, waarvan veel vrouwen na de dood op zee van hun echtgenoten brodeloos achterblijven. ‘De vis wordt duur betaald,’ is een gevleugelde uitdrukking geworden.  

 

Naar aanleiding van dit toneelstuk werd in 1909 de Schepenwet aangenomen, waarin controle op de veiligheid van alle uitgaande schepen voorgeschreven werd. Daarnaast was het stuk een eclatant succes en blijkt het een onverwoestbare klassieker die nog altijd wordt opgevoerd, ook als musical, in 2007 zelfs in Senegal. Want ook daar wordt de vis duur betaald. 

 

 

Portret Herman Heijermans & Herinnerings-Album Op hoop van zegen ter gelegenheid van de 500ste opvoering. Collectie: Literatuurmuseum. 

 

 

Anton de Kom (1898-1945) 

 

Zijn grootouders waren tot slaaf gemaakten, zelf groeit Anton de Kom op in vrijheid, maar wel binnen de koloniale hiërarchie. In 1920 trekt hij naar Nederland, waar hij in het linkse milieu rond het tijdschrift Links Richten terechtkomt. Naast zijn werk, onder andere als vertegenwoordiger in koffie, is hij politiek actief en publiceert hij kritische artikelen.  

 

Als hij in 1933 naar Suriname terugkeert, ziet het Nederlands gezag hem vanwege zijn socialistisch activisme als een risico voor de gevestigde orde. Hij wordt het land uitgezet en gaat in Nederland verder met zijn pogingen invloed uit te oefenen op de politiek: door te schrijven. In 1934 verschijnt zijn baanbrekende boek Wij slaven van Suriname, een aanklacht tegen racisme, uitbuiting en koloniale overheersing. Het manuscript ervan is verloren gegaan, maar in de collectie van het museum bevinden zich diverse andere, onuitgegeven manuscripten. Ze tonen hoe De Kom experimenteerde met genres en stijlmiddelen om zijn boodschap over te brengen; zo schreef hij onder meer gedichten, een filmscript en een kinderverhalen.  

 

Een van de manuscripten is de historische roman ‘Ons bloed is rood’, die waarschijnlijk een vervolg had moeten worden op Wij slaven van Suriname, want hij behandelt ‘het leven van onze helden Bonni, Baron en Joli Coeur’. En dat is precies wat De Kom miste in het Nederlandse onderwijs dat hij had gehad: de geschiedenis van de helden van zijn eigen land.  

 

Anton de Kom. Collectie: Literatuurmuseum

 

 

Meer over Anton de Kom: 

 

Yvonne Keuls (1931) 

 

Na een korte carrière in het onderwijs en het verzekeringswezen richt Yvonne Keuls-Bamberg zich geheel op het schrijven, onder meer van toneel, hoorspelen, tv-series, columns en romans. In de jaren zeventig schuift ze, tijdelijk, haar schrijfwerk aan de kant en stort ze zich op de hulpverlening. Ze treedt toe tot de staf van een nieuw geopend opvanghuis voor dakloze jongeren. Het experimentele project met depressieve, agressieve, verwaarloosde en verslaafde jonge mensen houdt een jaar stand. Het is een jaar vol zorgen en problemen. Ze schrijft de frustraties van zich af in een geromantiseerd dagboek: Jan Rap en zijn maat (1977), haar doorbraak bij het grote publiek.  

 

Ze begint haar literaire kruistocht tegen onrecht en misbruik in de wereld en in de voetsporen van Multatuli gebruikt ze proza als aanklacht. Ze heeft daadwerkelijk kennis gemaakt met de wereld van alcoholisten, drugsverslaafden, psychiatrische patiënten, jeugdprostitutie en kindermisbruik – thema’s die aan bod komen in De moeder van David S. (1980), Het verrotte leven van Floortje Bloem (1982) en Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel (1985). De in Indië geboren Keuls geniet niet alleen bekendheid met haar social-realistische romans, ze is ook geliefd om haar Indische romans als Indische Tantes en Mevrouw mijn moeder. 

 

Bulkboek met Yvonne Keuls. Collectie: Literatuurmuseum

 

 

Meer over Yvonne Keuls: