‘Die vrouw heeft begrepen dat televisie iets anders is dan een boek’

Simon Vestdijk had de tv-bewerking gezien die Yvonne Keuls had gemaakt van De boeken der kleine zielen. Hij stemde ermee in dat zij ook zijn roman De koperen tuin voor tv zou bewerken. 

Beginnen met einde deel 5. Geen muziek. Nol wordt zichtbaar aan het einde van een straat. Geen verkeer. Geen andere mensen.

Nol sjokt dichterbij, op het eerste gezicht als een dronken man. Wanneer hij closer in beeld komt, zijn voetstappen erbij. Nog closer. Hij begint te huilen en snikt tenslotte als een kleine jongen, zacht en verlaten. Tenslotte heft hij langzaam zijn hoofd en kijkt naar de bomen

 

Dit zijn de eerste alinea’s van het scenario van De koperen tuin, geschreven door Yvonne Keuls, naar de gelijknamige roman van Simon Vestdijk. De beschrijving van hoe de 22-jarige hoofdpersoon Nol, gespeeld door Aus Greidanus, naar de koperen tuin loopt, verdrietig, verbijsterd en vol onmacht en onbegrip over de zelfmoord van zijn vriendin Trix.

 

Trix werd gespeeld door Liesbeth van Santvoord. Steye van Brandenberg en Ina van Faassen speelden meneer en mevrouw Rieske, de ouders van Nol. De regie was in handen van de onlangs overleden Bob Löwenstein (1928-2018). Voor de rol van de jonge Nol werd Dick Vestdijk gecast, de toen achtjarige zoon van Simon en Mieke Vestdijk, die volgens menigeen sprekend op zijn vader leek toen die deze leeftijd had. In het archief van het Literatuurmuseum ligt een aantal repetitieschema’s van Dick. Hier staan de locaties op van de scènes waar hij in speelt, voornamelijk het huis waar Trix woont en zijn eigen kamer in het ouderlijk huis. Op een van de vellen staat in potlood geschreven dat hij meer moet oefenen met snikken en slapen.

 

Repetitieschema’s van Dick Vestdijk. Collectie: Literatuurmuseum

 

Het idee voor de televisieserie kwam van David Koning, hoofd drama van de NCRV. In haar recente boek Zoals ik jou ken, ken jij mij (2018), over haar jarenlange vriendschap met Hella S. Haasse, schrijft Yvonne Keuls dat Koning haar vertelde dat Simon Vestdijk gezegd had: ‘Die vrouw heeft begrepen dat televisie iets anders is dan een boek. Zíj mag het doen.ʼ Eerder had Keuls De boeken der kleine zielen van Louis Couperus bewerkt voor televisie, Vestdijk had die serie gezien, was ervan onder de indruk en ‘hij overwoog zich niet langer te verzetten tegen een verfilming van De koperen tuin.’

 

 

Voordat ze begon te schrijven werd Keuls door Mieke Vestdijk uitgenodigd in hun huis in Doorn. Simon wilde haar iets geven. Samen met David Koning en Hella Haasse ging ze op bezoek. Ze ontmoetten hem niet, hij voelde zich niet goed, maar zijn vrouw gaf haar twee ingelijste foto's: een groepsfoto met een gezelschap van zangers en acteurs in een toneeldecor en een portretfoto van Vestdijks moeder. Deze foto’s kwamen uit zijn studeerkamer.

 

‘Je moet ze tijdens het bewerken van De koperen tuin boven je bureau hangen. Simon wil dat je je laat inspireren,’ zei Mieke Vestdijk tegen haar.

 

Hella Haasse werd, als bewonderaar en kenner van Vestdijks werk, Keulsʼ adviseur. 

 

Een paar dagen later kwam ze met aantekeningen die ze gemaakt had bij Vestdijks Terug tot Ina Damman en De bruine vriend. Beide boeken moest ik zorgvuldig doornemen alvorens ik met De koperen tuin begon. Ze trok me naast zich op de bank en wees me op passages die relevant waren voor mijn dramatisering. ʻTot,ʼ zei ze, ʻtót Ina Damman, niet náár... Dat ene woordje is je sleutel. De jongen gaat niet terug naar zijn ideaalbeeld, maar tot. Hij zal altijd op afstand blijven en dat gebeurt ook in De koperen tuin, de jongen Nol zal Trix nooit bereiken. Dat maakt Vestdijk vanaf hun eerste ontmoeting invoelbaar.ʼ

 

(uit Zoals ik jou ken, ken jij mij)

 

Deze aanwijzing van Hella Haasse blijkt voor Yvonne Keuls inderdaad de sleutel, de aanwijzing die haar in de juiste richting stuurde.

 

Script van De koperen tuin. Collectie: Literatuurmuseum

 

Voor de Lezerskrant schrijft Yvonne Keuls in november 1975 een artikel waarin ze inzicht geeft in het bewerkingsproces. Het eerste waar ze een vertaalslag voor moest vinden, was de vorm. ‘Je moet er een plaatje van maken.ʼ Er dringt zich een verteller op, de roman is geschreven vanuit het perspectief van de 1e persoon, dus daar moet je wat op bedenken. Maar een verteller is in de dramatisering niet op zijn plaats want:

 

Wat daar op het scherm gebeurt, moet een kwestie zijn van leven en dood, van er op of er onder en ik mag de kijker niet de zekerheid geven, dat alles best op zijn pootjes terecht komt. Bovendien, iemand die terugblikt (en dat doet een verteller) ziet alles vanuit een afstand, terwijl de camera het gebeuren onder de loep pleegt te leggen.

 

 

 

Dat ‘plaatje maken’ gaat niet alleen over de verbeelding van locaties en personages uit de roman, maar vooral om hoe je de emotie van een personage in beeld brengt. Hoe laat je zonder uitgesproken taal zien hoe iemand zich voelt? Dat is voor een groot deel natuurlijk een kwestie van acteren, spelen dat je opgetogen bent, of verdrietig, maar het zit ’m in nog veel meer. Bijvoorbeeld de volgorde waarin je de gebeurtenissen laat zien. En ook wát je van de gebeurtenissen laat zien.

 

Keuls wijst erop dat een verteller die terugkijkt, iemand is die de gebeurtenissen heeft verwerkt, die afstand heeft kunnen nemen. ‘En dàt,-zo wist ik- dat moest ik nou net niet hebben.’ Ze zocht naar een moment in het verhaal waarop Nol wel in staat was terug te kijken op de gebeurtenissen uit zijn jeugd, maar die gebeurtenissen nog niet had verwerkt. Dat verwerken, schrijft ze, moest samen met de kijker gebeuren. Dit moment vond ze vrijwel aan het einde van de roman. ‘Beginnen met einde deel 5’, de eerste regel van het scenario.

 

Script van De koperen tuin. Collectie: Literatuurmuseum