Ilja Leonard Pfeijffer
(1968)Met een welhaast romantische allure probeert Ilja Leonard Pfeijffer zijn tijd te portretteren als een waar fin-de-siècle. Met exuberant taalgebruik en onheilszwangere verhalen vertelt hij over de westerse beschaving, Europa, Italië, desnoods over Nederland. Hij becommentarieert de actualiteit zowel in sonnetten als in columns, maar met veel succes ook in romans: zoals in Grand Hotel Europa uit 2019.
Ilja Leonard Pfeijffer
door Rosa Boekhorst (1980)‘Ik ben Ilja Leonard Pfeijffer. Men kent mijn naam. Ik ben succesvol, want ik heb in de krant gestaan en ben op de radio geweest. Ik heb quizzen gewonnen op televisie. Het is mij gelukt om mijzelf vrij te kopen en als een rondborstige bohemien uitbundig te leven van de literatuur. Ik woon in Genua. Ik hoef mijn hand maar uit te strekken en er staat een glas prosecco te fonkelen in de zon.’
Dit ‘zelfportret’ staat te lezen in het quasidocumentaire Brieven uit Genua (2016), maar er zijn er vele, Pfeijffers oeuvre is een voortdurend spel met identiteiten. Tot 2004 was hij classicus aan de Universiteit Leiden, in 1998 debuteerde hij met de dichtbundel Van de vierkante man, waarvoor hij de C. Buddingh'-prijs kreeg.
Leiden en Nederland worden hem te klein: ‘Van De Burcht tot Burgerzaken sidderde men van ontzag voor mijn langharige reputatie. Van Burgerzaken tot De Burcht knikten stedelingen mij bewonderend toe. Ik hoefde steeds minder te dichten om dichter te zijn.’ Hij fietst in 2008 met zijn geliefde naar Rome, hij op een ‘zesdehands Batavus racefiets’, en leert op die tocht Genua kennen, de stad die het onderwerp zal worden van zijn succesroman La Superba, en ook zijn thuis.
Rosa Boekhorst heeft Pfeijffer geportretteerd in de zomer van 2004, het jaar waarin ook zijn debuutroman verscheen, Rupert: een bekentenis. Boekhorst zat nog op de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag en portretteerde hem in de Thalys van de CPNB, in het kader van de Boekenweek. ‘Jij zit daar met je debuutbundeltje en zij zit daar schrijvers te portretteren. Want dat is wat ze doet. Ze is kunstenares’, schrijft Pfeijffer in Brieven uit Genua. Ze bezochten Parijs samen: ‘Zij is jouw meisje, Ilja. Zij kan rondlopen in een vieze broek en Parijs vergeeft het haar omdat ze vergeten is een klodder verf van haar neus te vegen. Er is een kans om bij haar te blijven, wanneer ze jouw portret schildert voor het Letterkundig Museum. Je moet haar nooit laten gaan. Maar je zult haar laten gaan.’
Ilja Leonard Pfeijffer
door Casper Faassen (1975)Kan een schilderij een dichter werkelijk laten zien? Wilde Casper Faassen met dit portret antwoord geven op die vraag? Enerzijds is het een vaag portret, de oogkassen vallen in de schaduw, er zit een waas voor en een laag kunstmatig aangebracht craquelé: alleen de wapenring is helder gedefinieerd. Het lijkt of er recht achter de dichter een flinke lamp staat: het schijnsel omringt de afgebeelde, als een soort aura.
Zo vaag en mystiek als dit klinkt: het neemt niet weg dat iedereen onmiddellijk Ilja Leonard Pfeijffer zal herkennen. Faassen verbeeldt zijn onderwerp herkenbaar en onduidelijk tegelijk. Eigenlijk net zoals je bij Pfeijffer de werkelijkheid vaak wel kan herkennen, zonder dat elk detail precies overeenkomt. Zijn boeken zijn op het eerste gezicht steeds realistischer: in Grand Hotel Europa wordt het probleem van toerisme scherp uitgewerkt. En zelfs in Brieven uit Genua, dat verscheen in de reeks Privé-domein, staat de werkelijkheid soms achter een scherm van craquelé – en soms trouwens ook voor de lachspiegel.
Faassen en Pfeijffer zijn bevriend, en werkten ook al vaker samen: toen Pfeijffer in 2015 het Poëziegeschenk schreef, maakte Faassen het omslag: het lichaam van een naakte vrouw die tegen een glasplaat leunt. Het beeld is al net zo soft focus als dit schilderij – het is een kenmerk van Faassens werk: hij maakt vaker gebruik van fotografie in combinatie met traditionele schildertechniek. Volgens Meta Knol, voormalig directeur van Museum De Lakenhal, gaat zijn werk over schoonheid en melancholie: ‘zijn vrouwen zijn esthetische archetypen, maar ze worden vastgelegd achter een extra laag van glas of mist, wat afstand creëert tussen de bewonderaar en het subject. Casper zet die nostalgie nog extra aan met een laag craquelé.’ Het idee van het vereeuwigen van de schoonheid wordt zo nog versterkt – net als in het geval van Pfeijffer.
Ilja als Elvis
door Anne-Tjerk Mante (1969)‘Lachwekkend ernstig of op een bloedserieuze manier om te lachen,’ dat is goede muziek volgens Ilja Leonard Pfeijffer, zo schreef hij in 2001 in NRC Handelsblad: ‘Mozart kan zo speels op zijn pootjes terechtkomen dat ik ervan in de lach schiet. Ook Elvis is een hele grote. Zoals hij in zijn gospels de hemelpoort probeert open te beuken door er in het laatste couplet, als je denkt dat hij aan zijn top zit, met tranen in zijn stem nog een hele schep bovenop te gooien.’
De omschrijving is zeker van toepassing op dit vrolijk makende schilderij van Anne-Tjerk Mante, die het gemaakt heeft uit bewondering voor beide grootheden. ‘Ik waardeer ze hogelijk om hun geheel eigen en afzonderlijke dienstbaarheid aan de Muzen.’ Verschillen zijn er ook: Ilja is schrijver, en de meester over zijn eigen universum; Elvis zong andermans liedjes en werd bovendien gestuurd door een hebzuchtige manager.
De inspiratiebron van dit schilderij ligt in de muziek – zij het niet die van Elvis Presley, maar van Mojo Nixon & Skid Roper – wier muziek je zou kunnen omschrijven als ‘psychobilly punk’. Deze heren scoorden in 1987 een culthit met ‘Elvis is everywhere’. Het nummer is geïnspireerd op het gegeven dat de fans Elvis lang na zijn dood overal nog zagen opduiken: Elvis in de supermarkt, Elvis op straat, Elvis werd zelfs in de wolken herkend. Nixon & Roper hadden er wel een verklaring voor, Elvis is groter dan de mens: ‘Elvis is everywhere, Elvis is everybody’.
En zo wordt Pfeijffer hier dus afgebeeld, als een Elvis die het universum opluistert vanuit de sterren, maar ook als onderwerp van het liedje, want als Elvis in everyone is, dan toch zeker ook in Ilja Leonard Pfeijffer.