1990 – 2000: Grande Dame van de literatuur
Foto Philip Mechanicus

1990   2000

In deze jaren groeit de faam van Hella S. Haasse en haar publiek breidt zich uit, in Nederland en in het buitenland. In hoog tempo verschijnen er vertalingen in het Duits, Engels en in een aantal kleinere talen, maar vooral in het Frans: vrijwel haar hele oeuvre zal in het Frans worden uitgegeven. Twee vertaalsters nemen elk ongeveer de helft voor hun rekening: Annie Kroon en Anne-Marie de Both-Diez.

Lees over de boeken gekoppeld aan dit decennium:

Zwanen schieten (1997)

Haasse wordt in deze periode definitief de Grande Dame van de Nederlandse literatuur, al heeft ze zelf een hekel aan die benaming. De stroom onderscheidingen, prijzen en eerbewijzen zal niet meer ophouden, tot aan haar dood in 2011. Het lijkt wel of de literaire én de academische wereld met de buitenlandse erkenning pas doorkrijgen hoe groot haar schrijverschap is, en hoe belangwekkend haar oeuvre.

De schrijfster heeft het er maar druk mee: onvermoeibaar beklimt ze podia om glimlachend dankwoorden uit te spreken. Ze groeit onmiskenbaar in haar verfoeide rol van wijze, oudere Grande Dame.

Foto: Marianne van den Boogaard, 1998
Foto: Marianne van den Boogaard, 1998

Met pensioen gaat ze niet. Alleen schrijvend heeft ze het gevoel dat ze bestaat. In de luwte, in de rust van haar Franse huis, schrijft ze in deze jaren enkele boeken die tot de belangrijkste van haar oeuvre behoren.

In augustus 1990 komen Hella en Jan terug naar Nederland, na bijna tien jaar in Saint-Witz te hebben gewoond. Ze betrekken een appartement in Amsterdam, met uitzicht op het Vondelpark.

Datzelfde jaar, op 18 november, treedt ze op in Hier is... Adriaan van Dis, het populaire boekenprogramma van de VPRO.

In het voorjaar van 1991 wordt Hella S. Haasse benoemd tot erelid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. De voorzitter, Rudi van der Paardt, houdt een ‘laudatio’ voor de schrijfster. Alles in haar werk draait, zegt hij, om identiteit: ‘Haar protagonisten, niet zelden twee personen, verschillend door afkomst of karakterstructuur, worden bijna altijd geconfronteerd met de meest elementaire vraag die men zich kan stellen: “Wie ben ik?”.’ Hella S. Haasse kan met die observatie instemmen.

 

Bij de opening van de tentoonstelling <i>In het spoor van Willem Frederik Hermans</i> in de Jacobskerk in Vlissingen, 1991. Foto: Steye Raviez
Bij de opening van de tentoonstelling In het spoor van Willem Frederik Hermans in de Jacobskerk in Vlissingen, 1991. Foto: Steye Raviez

Op 1 september 1991 wordt Willem Frederik Hermans zeventig jaar. Haasse is persoonlijk met hem bevriend en heeft ook diepgaande essays over zijn werk geschreven (hij liet zich nog niet uit over het hare). Ter gelegenheid van zijn verjaardag en de opening van de tentoonstellingIn het spoor van Willem Frederik Hermans die drie jaar langs openbare bibliotheken in het hele land zal reizen, interviewt zij hem in de Jacobskerk in Vlissingen.

Aantekeningen voor <i>Heren van de thee</i>
Aantekeningen voor Heren van de thee

Tijdens de Boekenweek 1992, die ‘’t Prachtig rijk van Insulinde’ als thema heeft, verschijnt het boek dat Haasses grootste bestseller zal worden, Heren van de thee. Zich baserend op historische documenten vertelt zij daarin het levensverhaal van Rudolf Kerkhoven en Jenny Roosegaarde Bisschop.

Haasse heeft een grote hoeveelheid brieven ter inzage gekregen van nazaten van de familie Kerkhoven; die brieven prikkelen haar verbeelding.

Rudolf en Jenny Kerkhoven ontwikkelen, vanaf 1871, op een afgelegen stuk land in de heuvels van de Preanger een bloeiende theeonderneming. Ze krijgen een groot gezin, de man wordt een autocratische kolonist, de echtgenote raakt steeds meer vereenzaamd en verbitterd. Het is een bekend thema voor Hella S. Haasse.

In augustus 1992 gaat zij met haar kleindochter Roosje naar Java. Het verslag van deze reis wordt opgenomen inEen handvol achtergrond. ‘Parang Sawat’. Autobiografische teksten (1993). Ook voor Roosje is de natuur op het eiland ‘liefde op het eerste gezicht’: ‘Ik benijd haar, omdat zij dit land en de mensen die hier wonen kan zien met verse blik en een onbezwaarde geest, niet in de ban van herinneringen, en zonder een spoor van onzekerheid, spijt of schaamte.’

Bij het graf van Rudolf Kerkhoven, Gambung, 1992
Bij het graf van Rudolf Kerkhoven, Gambung, 1992

Ze bezoeken de theeplantage van de Kerkhovens, Gambung, en hun graven. Haasse schrijft daarover:

Hier liggen zij: de man die in het bergland van de Preanger de plek vond waar hij wilde leven en sterven, en er Gambung – zijn ‘ruimte’ – pachtte, ontgon en tot bloei bracht; de vrouw die naast hem leefde en stierf, maar zíjn ruimte ervoer als beperking van háár drang tot zelfontplooiing.

Haasse weet dat dit haar laatste reis naar haar geboorteland zal zijn:

Tijdens mijn vorige bezoeken, in 1969 en 1976, keek ik naar de werkelijkheid om me heen met de blik, de instelling van iemand die het allemaal hoe dan ook als ‘eigen’ beschouwde, zag ik de Indonesische maatschappij wel als volstrekt geëmancipeerd, maar voortgekomen uit en nog verbonden met de Nederlands-Indische wereld die ik heb gekend. Ik kon het gevoel er op de een of andere manier toch bij te horen niet van mij afzetten. Maar nu is de navelstreng doorgesneden.

Grootmoeder en kleindochter reizen door naar Australië, waar Haasses broer Wim sinds 1946 woont met zijn gezin. In Zwanen schieten schrijft ze over de omgeving waar Wim woont, aan de Indische Oceaan:

Zijn woonplaats riep onweerstaanbaar de herinnering op aan het Indië van onze kinderjaren: de ruime aanleg, de laagbouw, de grasvelden voor de huizen, die zonder hekken of schuttingen overgaan in de bermen langs de openbare weg, de flamboyants en bougainvilles, de ongehaastheid van het dagelijkse bestaan. (…) Mijn broer heeft behouden wat ik verloren heb. Bij hem vergeleken ben ik een ‘Europeaan’, dat wil zeggen: sceptischer, minder conservatief, mij sterker bewust van het ongerijmde en onvoorspelbare.

Eremedaille
Eremedaille

Heren van de thee wordt in 1993 bekroond met de CPNB Publieksprijs en genomineerd voor de AKO Literatuurprijs. De roman zal in vele talen worden uitgebracht.

In 1993 verschijnt hij in feuilletonvorm in Indonesische vertaling in het tijdschrift Kompas.

In april 1993 ontvangt Hella S. Haasse uit handen van koningin Beatrix de Eremedaille in Goud voor Kunst en Wetenschap in de Huisorde van Oranje.

 
In april 1993 wordt Hella S. Haasse op Paleis Huis ten Bosch door koningin Beatrix onderscheiden met de Eremedaille in Goud in de Huisorde van Oranje
In april 1993 wordt Hella S. Haasse op Paleis Huis ten Bosch door koningin Beatrix onderscheiden met de Eremedaille in Goud in de Huisorde van Oranje

In het najaar van 1993 komt de film Oeroeg uit. Regisseur Hans Hylkema heeft Haasses boek als uitgangspunt genomen, maar geeft toch een ander, politiek getint beeld van de vriendschap tussen de twee jongens.

Begin oktober 1993 bezoekt Hella S. Haasse met mensen van haar uitgeverij Querido de Buchmesse in het Duitse Frankfurt. Ze treedt er enkele maken op voor een internationaal publiek.

Op 23 oktober 1993 opent het Literatuurmuseum in Den Haag een grote tentoonstelling over haar leven en werk, samengesteld door Greetje Heemskerk. Tegelijk verschijnt het Schrijversprentenboek Ik maak kenbaar wat bestond.

Hella S. Haasse kijkt naar Hella S. Haasse. Literatuurmuseum, 1993
Hella S. Haasse kijkt naar Hella S. Haasse. Literatuurmuseum, 1993

Drie keer het Boekenweekgeschenk schrijven, dat heeft nog geen enkele schrijver gedaan. Hella S. Haasse doet het in 1994: na Oeroeg (1948) en Dat weet ik zelf niet (1959) schrijft zij Transit. Het is een eigentijds verhaal, opgedragen aan kleindochter Roos.

Haasse voert in Transit een jong, dolend meisje op, Iks. Zij wil weten wat er is gebeurd met een verdwenen vriendin en een overleden vriend. Bij deze zoektocht komt ze terecht in de wereld van drugs, jeugdprostitutie en vrouwenhandel. De moedige Iks staat in scherp contrast met haar huisbaas, een illusieloze oudere intellectueel. Het is geen opwekkend boekje. Hella S. Haasse zei daarover in 1998 in een interview met de Volkskrant: ‘Al ben ik dan zo oud, ik neem toch deel aan wat er gebeurt. Je bent niet blind en doof voor de maatschappij waarin je leeft. (…) Ik zie hoe mijn kleinkinderen leven. Het contact met mijn oudste kleindochter, nu 23, heeft me een indruk gegeven van wat jonge mensen denken op dit ogenblik.’

In 1994 wordt er nóg een boek van Haasse verfilmd: Mevrouw Bentinck of Onverenigbaarheid van karakter. De film, onder regie van Ben Verbong, wordt opgenomen in een kasteel in Tsjechië. Haasse zou meeschrijven aan het scenario, samen met Jean van de Velde. Ze bezoekt met Jan en kleindochter Roos de filmset. De film Charlotte Sophie Bentinck wordt uitgebracht in 1996.
 

Bij de verlening van het eredoctoraat aan de Katholieke Universiteit Leuven in 1995
Bij de verlening van het eredoctoraat aan de Katholieke Universiteit Leuven in 1995

De stroom eerbewijzen houdt aan. In 1995 krijgt ze een eredoctoraat aan de Katholieke Universiteit Leuven. Van het Franse ministerie van Cultuur ontvangt ze de onderscheiding Officier de l’Ordre des Arts et des Lettres. In 2003 zal ze nog een treetje hoger stijgen en ‘Commandeur’ in deze orde worden.

In 1995 krijgt zij de Annie Romeinprijs, een prijs van het feministische maandblad Opzij, die bestemd is ‘voor een schrijfster wier werk bijdraagt aan de ontplooiing, bewustwording en emancipatie van vrouwen’. Een opmerkelijke prijs voor iemand die zich nooit feministe heeft genoemd. In haar dankwoord zegt Haasse dat het haar altijd heeft verbaasd dat ‘het observeren van de werkelijkheid’, zoals zij doet, ‘voor afzijdigheid wordt versleten’. Zij voelde zich nooit aangesproken door ‘de fanatieke en intolerante houding van een aantal voortreksters’. Maar nu is erkend dat ‘de kwaliteit van een schrijverschap niet door sekse wordt bepaald’.

In 1995 mag Hella S. Haasse zich even een uitverkorene voelen: zij is te gast in Bouillon de Culture, een beroemd en veelbekeken praatprogramma van Bernard Pivot op de Franse televisie. Aanleiding is de verschijning van Une liaison dangereuse, de vertaling van Een gevaarlijke verhouding of Daal-en-bergse brieven. In 1996 verschijnt de essaybundel Lezen achter de letters, waarin onder andere stukken staan over achttiende-eeuwse vrouwen.

 

Onderscheiding Officier de l’Ordre des Arts et des Lettres

Na zich jarenlang verdiept te hebben in de levens van andere vrouwen, is het tijd om nu eens in de geschiedenis van haar eigen familie, haar voorouders, te duiken. In de familiearchieven gaat ze op zoek naar de verhalen die rondwaren in de familie. Het resultaat is Zwanen schieten (1997). Deze compacte roman is tegelijk geschiedschrijving, autobiografie en reisverhaal.

Op 2 februari 1998 stroomt de Amsterdamse Stadsschouwburg vol met bezoekers. De 80ste verjaardag van Hella S. Haasse wordt groots gevierd met optredens van vrienden en bewonderaars, onder wie Willem Nijholt, Ton Lutz, Manuela Kemp, Adriaan van Dis, F. Springer, Hanna Stouten en cabaretgroep Don Quishocking.

F. Springer bekent als jongen zeer onder de indruk te zijn geweest van het werk én de verschijning van de jonge schrijfster, tien jaar ouder dan hij: zij was in zijn ogen ‘een bloemenmeisje’ en zou dat altijd blijven. De jarige zelf is verlegen onder alle loftuitingen, maar ze straalt: ze voelt zich vereerd ‘als een grote sportheld’.

Eind jaren negentig behoort Hella S. Haasse definitief tot de Grote Vier, maar nog steeds houdt zij zich daar niet mee bezig. Het schrijven, daar draait het om. Ze is nog niet klaar met haar werk.