Uiterlijke geslachtskenmerken vertoont hij niet. Hij is niet bang uitgevallen, maar stort zich ook niet roekeloos in het gevaar. Hij is kleiner dan heer Bommel, een dikke beer met een geruite jas die in het derde verhaal (‘Tom Poes in de tovertuin’, 1941) voor het eerst zijn opwachting maakt. Vanaf dat moment vormt dit tweetal het hoofdduo van de verhalen. Hoewel hun karakters zich dan nog verder moeten uitkristalliseren, ligt hun verhouding tot elkaar deels al vast: Tom Poes is slim en berekenend, heer Bommel is tamelijk dom en impulsief. Keer op keer werkt hij zich in de nesten, waar zijn ‘jonge vriend’ hem telkens weer uit moet halen. Tom Poes waarschuwt hem regelmatig voor gevaren, maar heer Bommel ziet die niet, of wil ze niet zien. De tegenstelling tussen deze twee hoofdpersonen – gevoel versus rede – is een belangrijk element in de verhalen. Het is een succesformule die direct aanslaat.
Heer Bommel, voluit Olivier B. Bommel, komt aanvankelijk over als een Amerikaanse parvenu. In de loop der jaren ontwikkelt hij zich tot een Heer van Stand, eigenaar van het ‘voorvaderlijk’ slot Bommelstein. Hij beschikt over een onuitputtelijke hoeveelheid financiële middelen. Een van zijn favoriete uitspraken is dan ook: ‘Geld speelt geen rol’.