Judith Herzberg wilde al jaren schrijven over haar kindermeisje Jo, dankzij wie zij de Tweede Wereldoorlog overleefde. Al schrijvend, herinnerend, zoekend ontstond de tekst en dat herinneren en zoeken maak je in de tekst mee. Niet alleen boven het papier duiken er herinneringen op, ook als ze een vriendin met haar hond in het park tegenkomt en als ze over Kamala Harris leest.
Herzberg, die niet vaak praat over de achtergrond van haar werk, laat in deze ode aan Jo zien al vaker direct of indirect over haar geschreven te hebben, zoals in de gedichten ‘Dinsdag’ en ‘Hoepie’ en in het toneelstuk ‘Thuisreis’.
Haar archief heeft ze deels al in het Literatuurmuseum ondergebracht. Regelmatig ontvangen we aanvullingen in hergebruikte papieren tasjes en dozen. Zo kwam ook het manuscript van Jo kort nadat het boek gepubliceerd werd bij het museum terecht.
