Schouwend oog (1955) bevat een keuze uit de kunstkritieken en -beschouwingen voor dag- en weekbladen, voornamelijk uit de Haagse krant Het Vaderland. Eerder was De Gruyter kunstcriticus voor het Utrechtsch Dagblad en hij schreef onder meer voor de bladen Opgang, De Stem en Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift.
‘Voortreffelijk zijn de stukken, die aan bepaalde figuren of tentoonstellingen zijn gewijd’, zoals die over Edvard Munch, Herman Kruyder, Piet Ouborg, Matthijs Maris of Caravaggio, schreef de jury. ‘Ook de beschouwingen over bepaalde onderwerpen als de Primitieve Kunst, Poëzie en Daemonie van het Masker en over Japanse weefsels, getuigen van een grote kennis niet alleen, maar bovendien van een verfijnde en gewaarmerkte smaak, diepe bezinning en ware cultuur.’ Zijn werk is van literaire kwaliteit en getuigt van grote denkkracht. ‘Dat bijna het gehele critische werk van De Gruyter in de allereerste plaats aan ’s-Gravenhage is ten goede gekomen, was (…) mede aanleiding’ voor de bekroning.