Jan Greshoff begon in 1908 als journalist, was van 1920 tot 1924 hoofdredacteur van de Nieuwe Arnhemsche Courant en daarna correspondent voor verschillende dagbladen in Brussel. In 1938 emigreerde hij naar Kaapstad. Hij debuteerde als dichter in de kring van De Beweging van Albert Verwey. Greshoff was jarenlang redacteur van de bladen De witte mier, Den Gulden Winckel, Groot Nederland en Hollandsch weekblad, was betrokken bij de oprichting van het tijdschrift Forum, en zette meerdere uitgeverijen op, waaronder Querido-New York in de jaren veertig. In zijn bibliofiele reeksen De Zilverdistel, Palladium, De Schatkamer en Ursa Minor presenteerde hij nieuw literair talent. Greshoffs verzameld werk verscheen in de jaren 1948 tot 1950 in vijf delen en in 1967 waren zijn Verzamelde gedichten 1906-1967 uitgebracht.
De jury benadrukt de ‘veelzijdige betekenis van Jan Greshoff voor de Nederlandse literatuur in de eerste helft van deze eeuw, zowel creatief als organisatorisch. Zijn hartstochtelijke liefde voor de letteren, zijn onuitputtelijk enthousiasme en zijn spreekwoordelijke beweeglijkheid hebben hem in de bijna zestig jaar, waarin hij schreef en publiceerde, vaak tot een teken van tegenspraak gemaakt, overeenkomstig zijn eigen uitspraak: “Ik ken en erken maar één richting: de Averechtse. En deze volkomen natuurlijk, zonder een zweem van vooropgezetheid. Ik ben altijd zo geweest. Zodra anderen ook willen wat ik wil, wil ik het niet meer. Deze houding lijkt mij de enige juiste.” (…) Als dichter, criticus, essayist, als promotor en inspirator heeft hij zijn gelijke in die vele jaren niet gehad.’