Een ‘goed en moedig kunstwerk’, vond de jury. ‘Dat Mystiek lichaam aanleiding heeft gegeven tot commotie en discussie is niet onbegrijpelijk en zelfs niet onjuist, want het is bij uitstek een boek waarmee een schrijver zijn nek uitsteekt en het gevaar te worden misverstaan niet uit de weg gaat. Frans Kellendonk speelt in zijn roman een geraffineerd spel, niet alleen met woorden, vormen en symbolen (waarmee menige lezer geen raad weet), maar ook met tot het karikaturale neigende personages en onmodieuze ideeën over eeuwige zowel als actuele onderwerpen (waarmee menige lezer voor het hoofd wordt gestoten). Bovendien speelt hij dat spel met misleidende ernst en toewijding: in een verzorgde stijl die zin na zin boeiend blijft, met een weloverwogen compositie waarin niets betekenisloos of toevallig is en met een moralisme dat niet valt te bagatelliseren. Mystiek lichaam is – hoe speels en fraai verpakt en daardoor relativerend ook – een requisitoir en wel tegen geldzucht, sexverdwazing en distinctiedrift. Waarachtig geen onderwerpen om je in deze tijd populair mee te maken. (…) Zijn “geschiedenis” is niet alleen maar ernstige klacht en virtuoos gespeeld spel. Het mooie van Mystiek lichaam is dat daardoorheen zo duidelijk zichtbaar wordt hoe persoonlijk de schrijver betrokken is bij de thema’s die hij in zijn geschiedenis vorm geeft, van het abstracte probleem van het ongelovige geloven tot het concrete van de homosexuele liefde, die het zonder nageslacht moet stellen. Juist die persoonlijke inzet roept bij de lezer de huiver en het medeleven op die volgens Aristoteles het effect uitmaken van een goede tragedie. “Hoe moedig een kunstwerk is”, schreef Kellendonk, “kun je altijd afmeten aan de spanning tussen die twee tegengestelde bewegingen.”’
Mystiek lichaam (1986), de roman over de vrekkige weduwnaar A.W. Gijselhart en zijn twee kinderen, de bewust ongehuwde Magda (zijn ‘Prul’) en de homoseksuele kunstcriticus Leendert (‘Broer’), had als thema ‘de economie van de liefde’. Kellendonk werd door recensenten Aad Nuis en Carel Peeters direct hard aangevallen op vermeend antisemitisme, vrouwenhaat en homofobie. Het leidde tot een literaire rel, en Kellendonk schreef Nuis: ‘Je hebt genoeg gelezen om te weten dat onderwerp en strekking van een boek niet altijd samenvallen – dat een boek over antisemitisme niet noodzakelijkerwijs antisemitisch is.’
In 1977 debuteerde Frans Kellendonk met de verhalenbundel Bouwval, die bekroond werd met de Anton Wachter-prijs. In 1979 verscheen de novelle De nietsnut, in 1982 de roman Letter en geest. Een spookverhaal en in 1983 een tweede verhalenbundel, Namen en gezichten.