In Twee harten op een schotel (1998) is de gepensioneerde Wouter Vink de laatste telg van wat ooit een rijke en machtige bloemenkwekersfamilie aan de Noord-Hollandse kust was. Hij woont in de schuur van zijn schoonzus Anna, een ongewenst kinderloze weduwe. Haar werkster Leni heeft genoeg van haar drankzuchtige en werkloze echtgenoot en zoekt haar heil bij de even drankzuchtige hoteleigenaar Niek Suurbier. Als de dubieuze Florisz de panden van Suurbier en Vink wil gebruiken om er zijn dubieuze waar te stallen, raken ze verstrikt in zijn netten.
‘Het op het oog simpele verhaal balanceert op de grens van het licht-absurde,’ schrijft Frans de Rover in het begeleidend essay. Tegen het decor van de oer-Hollandse bollenvelden verweeft IJlander – een ‘meester in het oproepen van dubbelzinnigheden’ – het twintigste-eeuwse verhaal met de opbouw van de zeventiende-eeuwse familieonderneming. Zo spiegelen en herhalen de familierelaties zich over twee eeuwen heen.
IJlander verbindt ‘ogenschijnlijke bloei en succes al vanaf het begin met bederf, dood en corruptie’: in de zeventiende eeuw trekt Wouters voorvader de lijkenkar door de stad om de slachtoffers van de pest op te halen. Zo ontdekt hij een partijtje tulpenbollen in het huis van een dode – de start van zijn onderneming. Maar het gaat IJlander om het grotere geheel: hij wil het ‘onafwendbare, eeuwige verval [tonen] dat alles en iedereen in zijn macht heeft. Alle illusies zullen tot desillusies verworden; alles wat ooit bloeide (letterlijk: dit is een “bloembollenroman”) raakt nu in verval: het succesverhaal van de tulpenhandel eindigt met de handel in “droogbloemen”, waarin de moderne lezer de lucratieve nederwietbusiness herkent.’
Gijs IJlander is vertaler en schrijver. Hij debuteerde met de roman De kapper (1988), die bekroond werd met de Anton Wachterprijs en de Geertjan Lubberhuizenprijs. Daarna volgden o.a. Een fabelachtig uitzicht (1990) en De lichtval (1993), dat werd bekroond met de Halewijn-prijs, en de verhalenbundel Vis voor iedereen (1995).