De achttienjarige Berry Kooijman wacht in het Franse huisje van zijn ouders tot de gendarmes hem komen halen. Hij blikt terug op de gebeurtenissen die hem hier hebben gebracht, en op het dubbelleven en de leugens waarin hij verstrikt is geraakt.
Een paar maanden eerder gaat de achttienjarige Berry al tijden niet meer naar school. Hij hangt liever rond in de buurt van snackbar Fast Eddie met zijn vrienden Jamal, Otman en Rachid ‘De Laatste Mode’. Zijn moeder, met wie hij in een van de weinige villa’s nabij de ‘Schotel City’ van Slotermeer woont, weet van niets, en Berry kijkt beschaamd toe als de examenuitslagen binnen zijn en ze trots de vlag hijst. Langzaam draait hij zich steeds verder vast in de leugens die hij zijn moeder, zijn vrienden en zichzelf vertelt. Als hij op een dag de mooie stripdanseres Thera ontmoet valt hij als een blok voor haar, en samen bedenken ze een ontsnappingsplan.
Als ze hun succes vieren in de bruidssuite van het Hilton krijgt Thera een zware epileptische aanval die haar in het ziekenhuis doet belanden. Na deze episode zegt ze Berry voorgoed vaarwel, en keert ze terug in de armen van pornofotograaf Ben. Berry ontpopt zich tot een obsessieve stalker, tot Thera zich definitief van hem afkeert. Dan begaat hij uit reddeloosheid en wanhoop een misdaad.
‘Een speelse studie in ontsporing’, noemde Pieter Steinz het verhaal in NRC: ‘hoe een gymnasiumjochie met een gelukkige jeugd terecht is gekomen in het “parallelle universum” van kruimelcriminelen in de grote stad.’ ‘Alleen harten van steen zullen niet geraakt worden door de manier waarop Van Beijnum vorm heeft gegeven aan de wanhoopsbravoure van zijn hoofdpersoon. Hoe stoer en gemeen ook, Berry is sympathiek als een Huckleberry Finn die zijn onschuld heeft verloren, aandoenlijk als een Werther Nieland op leeftijd. Hij is meer dan zo maar een aanwinst voor de Nederlandse literatuur. Het is of hij er altijd al geweest is.’
Kees van Beijnum was journalist voor o.a. De Nieuwe Revu voor hij zich volledig op het schrijven richtte. Hij debuteerde met Over het IJ (1991), een reconstructie van de ‘brievenbusmoord’ in Amsterdam-Noord, gevolgd door zijn eerste roman Hier zijn de leeuwen (1994). In Dichter op de Zeedijk (1995) keek hij terug op zijn jeugd op de Wallen, waardoor hij door de pers werd bestempeld als ‘chroniqueur van Amsterdam’. Hij schreef verschillende filmscenario’s. De oesters van Nam Kee werd genomineerd voor de AKO Literatuurprijs.